ECLI:NL:RBDHA:2021:11087

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 oktober 2021
Publicatiedatum
12 oktober 2021
Zaaknummer
AWB 20/1536
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning op basis van mvv-vereiste en gezinsleven

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 oktober 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd door eiseres, een Iraakse vrouw, die in Nederland wil verblijven bij haar partner. Eiseres heeft op 25 februari 2020 beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die haar aanvraag had afgewezen op grond van het ontbreken van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat er geen sprake is van inmenging in het recht op eerbiediging van het familie- of gezinsleven, zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM. De rechtbank overweegt dat eiseres gezinsleven is gaan uitoefenen zonder dat zij hier mocht verblijven, en dat de belangenafweging in het nadeel van eiseres uitvalt. De rechtbank heeft ook de hardheidsclausule besproken, maar concludeert dat de afwijzing van de aanvraag niet leidt tot bijzondere hardheid. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat er objectieve belemmeringen zijn om het gezinsleven in Irak uit te oefenen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 20/1536
V-nummer: [nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1], eiseres,

gemachtigde: mr. R.M. Boesjes,
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

gemachtigde: mr. G.T. Cambier.

Procesverloop

Eiseres heeft op 25 februari 2020 beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 30 januari 2020 (het bestreden besluit).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend op 20 juli 2020.
Op 7 september 2020 heeft eiseres desgevraagd aangegeven een behandeling ter zitting van het beroepschrift op prijs te stellen.
De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 30 juni 2021. Eiseres is ter zitting verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Tevens was ter zitting aanwezig F. Said, tolk. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Ter zitting is het onderzoek niet gesloten. De rechtbank heeft eiseres in de gelegenheid gesteld nadere informatie te verschaffen en verweerder de gelegenheid gegeven om hierop te reageren. Op 9 september 2021 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1977 en heeft de Iraakse nationaliteit. Zij wenst verblijf in Nederland bij haar gestelde partner [naam 2] (hierna: referent). Op 5 februari 2019 heeft referent namens eiseres een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met het verblijfsdoel ‘familie en gezin’ ingediend.
2. Bij besluit van 10 juli 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag afgewezen omdat eiseres niet beschikt over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (hierna: mvv). Verweerder acht het mvv-vereiste in het geval van eiseres niet in strijd met artikel 8 van het EVRM [1] , omdat niet is aangetoond dat er sprake is van een naar Nederlands internationaal privaatrecht geldig huwelijk en omdat niet vast is komen te staan dat eiseres een duurzame en exclusieve relatie onderhoudt met referent, zodat geen familieleven met referent wordt aangenomen. Verweerder heeft daarnaast overwogen dat de belangenafweging in het nadeel van eiseres uitvalt. In dit verband is onder meer meegewogen dat eiseres familieleven is gaan uitoefenen zonder dat zij hier mocht verblijven en dat zij niet heeft aangetoond ongehuwd te zijn. Er is dan ook geen strijd met artikel 8 van het EVRM. Verweerder meent verder dat het vasthouden aan het mvv-vereiste niet leidt tot onevenredige hardheid.
3. Bij bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit kennelijk ongegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij in aanvulling op het primaire besluit overwogen dat voor zover er op basis van de in bezwaar overgelegde stukken al van moet worden uitgegaan dat er familieleven is, de weigering van de verblijfsvergunning niet in strijd komt met artikel 8 van het EVRM en het mvv-vereiste niet leidt tot bijzondere hardheid.
4. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Zij voert daartoe het volgende aan. In het bestreden besluit wordt – naar het lijkt – uitgegaan van familieleven, de beschikking is dan ook strijdig met artikel 7 van de Gezinsherenigingsrichtlijn. [2] Hierbij is van belang dat referent voldoet aan de criteria zoals gesteld in dit artikel. Eiseres en referent hebben er groot belang bij dat zij in Nederland hun gezinsleven mogen uitoefenen, omdat er geen enkel ander land is waar zij samen rechtmatig en veilig kunnen verblijven en hun gezinsleven kunnen uitoefenen. Tevens is de binding van referent met Nederland veel groter dan zijn band met Irak, hij is na zijn vertrek nooit teruggekeerd naar Irak uit angst om daar te worden vervolgd en hij beheerst de Arabische taal niet of nauwelijks. Ook zijn eiseres en referent gehuwd voor de imam in december 2016 en wonen zij sinds hun huwelijk samen. De verhoudingen tussen eiseres en haar familie zijn sinds dit huwelijk ernstig verstoort, aangezien eiseres geen toestemming aan haar familie heeft gevraagd voor dit huwelijk. Eiseres loopt een groot risico op problemen als zij gedwongen wordt om terug te keren naar Irak, gezien haar werk als journaliste. Verder is het belangrijk dat eiseres en referent een grote kinderwens hebben, door in twee verschillende landen te wonen kan de kinderwens niet meer worden vervuld. Het gedwongen verhuizen naar Irak zal een ongeoorloofde inbreuk maken op het privéleven van zowel eiseres en referent. Ook is de hoorplicht geschonden.
Ten aanzien van de ongehuwdverklaringen is het volgende van belang. De ongehuwdverklaring van referent uit de Nederlandse basisregistratie dient leidend te zijn, hij is in 1988 immers als ongehuwd geregistreerd. Eiseres heeft bij brief van 24 maart 2021 kopieën van haar gelegaliseerde ongehuwdverklaring met vertaling overgelegd en daarbij aangegeven dat de originelen naar Bureau Documenten kunnen worden verzonden indien verweerder dit wenst.
Tot slot zijn op 22 juni 2021 aanvullende stukken overgelegd om de binding met Nederland en het gezinsleven verder aan te tonen. [3]
5. Ter zitting is door eiseres aangevoerd dat uit de Basisregistratie Personen blijkt dat referent niet getrouwd is in Nederland en als hij al getrouwd zou zijn geweest in Irak, dit huwelijk vervallen is volgens het Iraakse recht. De tolk heeft in dit verband ter zitting verklaard dat in de Sharia [4] staat dat de partner mag hertrouwen, als zijn of haar partner drie jaar weg is. Dit is legaal en wordt goedgekeurd. De tolk heeft ook verklaard dat de achternaam van de partner achterop de Iraakse identiteitskaart staat. Eiseres heeft zich tevens op het standpunt gesteld dat de advocaat in Irak er niet in geslaagd is om voor referent een ongehuwdverklaring te regelen, door onwil van de instanties.
6. Ter zitting is daarop eiseres in de gelegenheid gesteld om met stukken onderbouwd te duiden hoe de (juridische) situatie in Irak is met betrekking tot het gestelde vervallen van een huwelijk na een periode van drie jaar, stukken over te leggen die zien op de pogingen van referent om zijn ongehuwdverklaring te verkrijgen alsmede het mislukken daarvan, en (een kopie van) de Iraakse identiteitskaart van referent over te leggen.
7. Eiseres heeft bij brief van 28 juli 2021 de volgende stukken overgelegd:
Brief van de heer [naam 3], advocaat bij Hardi Legal Aid Services in Sulaimanya, Irak;
Brief van [naam 4], advocaat te Sulaimanya;
De tekst van artikel 43 van de Iraakse Wet op de Persoonlijke Status in het Arabisch met vertaling naar het Nederlands.
In de begeleidende brief heeft eiseres uitgelegd dat [naam 3] begin juli 2021 per brief heeft bevestigd dat hij niet in staat was om de gevraagde documenten te verkrijgen vanwege de coronacrisis. Hij heeft tevens verklaard dat hij niet in staat is om deze documenten te verkrijgen, omdat referent niet over identificerende documenten beschikt. Verdere vragen heeft hij niet kunnen beantwoorden door ziekte. Eiseres heeft zich daarom gewend tot een andere advocaat, [naam 4]. Hij heeft per brief van 25 juli 2021 bevestigd dat artikel 43 van de Iraakse wet op de persoonlijke status geldt sinds 30 december 1959 en dat deze regels nog steeds in Irak gelden en worden toegepast. Eiseres heeft tevens toegelicht dat referent bij binnenkomst in Nederland heeft verklaard dat hij geen Iraakse identiteitskaart meer heeft en dus ook niet in staat is om een identiteitskaart over te leggen en daardoor ook niet in staat is om een ongehuwdverklaring op te vragen.
Het is zeer aannemelijk dat referent niet eerder gehuwd is (geweest) met een andere vrouw. Al bij aankomst in Nederland heeft referent immers verklaard dat hij ongehuwd was. Mocht hij gehuwd zijn geweest met een vrouw in Irak dan zou hij dit hebben verklaard om in aanmerking te komen voor gezinshereniging. Verder blijkt dat indien referent al gehuwd zou zijn geweest in Irak, de (fictieve) echtgenote het recht had om van hem te scheiden. Vanaf december 2016 woont hij in Rotterdam met eiseres.
8. Bij brief van 18 augustus 2021 heeft verweerder gereageerd op de brief van eiseres van 28 juli 2021. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres nog immer niet aannemelijk heeft gemaakt dat referent ongehuwd of gescheiden was, voordat hij trouwde met eiseres. Er is ook niet aannemelijk gemaakt dat referent met geen mogelijkheid een ongehuwdverklaring dan wel identiteitskaart kan verkrijgen. De stelling van eiseres dat een huwelijk vervalt na drie jaar is niet onderbouwd. Verweerder handhaaft zijn eerder ingenomen standpunten en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
De rechtbank oordeelt als volgt.
9. Vaststaat dat eiseres niet in het bezit is van een mvv.
10. De aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd wordt afgewezen, indien de vreemdeling niet beschikt over een geldige mvv. [5] Een vreemdeling is vrijgesteld van het vereiste van een geldige machtiging tot verblijf als uitzetting in strijd zou zijn met artikel 8 van het EVRM. [6] Verweerder werpt het mvv-vereiste evenmin tegen als het vasthouden aan dat vereiste naar zijn oordeel zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard (hardheidsclausule). [7]
Ongehuwdverklaringen
11. Verweerder heeft bij brief van 18 augustus 2021 als reactie op de overgelegde stukken door eiseres [8] terecht opgemerkt dat uit artikel 43 van de wet op de Persoonlijke Status niet blijkt dat referent per definitie ongehuwd is. Uit dit artikel volgt namelijk dat een vrouw in bepaalde gevallen kan scheiden van haar man, maar dit maakt niet dat referent heeft aangetoond ongehuwd te zijn. Tevens heeft verweerder de reden voor het niet overleggen van een ongehuwdverklaring niet ten onrechte als niet verschonend geacht. Er is niet duidelijk gemaakt waarom het voor referent onmogelijk is om (een kopie van) zijn identiteitskaart over te leggen. Tevens is niet onderbouwd waarom er geen ongehuwdverklaring kan worden opgevraagd door de coronaproblematiek. De stelling van eiseres dat het zeer aannemelijk is dat referent niet eerder gehuwd is (geweest) met een andere vrouw gezien zijn verklaring bij aankomst in Nederland, is gebaseerd op vermoedens en leidt dan ook niet tot een ander oordeel.
Ten aanzien van de ongehuwdverklaring van eiseres staat vast dat zij in beroep kopieën van haar gelegaliseerde ongehuwdverklaring met vertaling heeft overgelegd, waarbij is aangegeven dat de originelen naar Bureau Documenten kunnen worden verzonden indien verweerder dit wenst. Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat hij geen aanleiding ziet om de ongehuwdverklaring te onderzoeken, aangezien dit niet zou leiden tot een andere belangenafweging. Gezien hetgeen hieronder is overwogen volgt de rechtbank verweerder op dit punt.
Belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM
12. Voor zover al moet worden uitgegaan van familie- of gezinsleven tussen eiseres en referent, heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat van inmenging in het recht op eerbiediging van het familie- of gezinsleven geen sprake is. Verweerder heeft terecht als uitgangspunt genomen dat eiseres gezinsleven is gaan uitoefenen zonder dat zij hier mocht verblijven. Op grond van vaste jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens [9] volgt dat verwijdering van een derdelander-familielid dat familieleven is aangegaan terwijl het verblijfsrecht van één van de familieleden bij voorbaat precair was, slechts in uitzonderlijke omstandigheden in strijd kan zijn met artikel 8 van het EVRM.
13. Verweerder heeft in het voordeel van eiseres meegewogen dat referent inkomen geniet en hier al gedurende langere tijd woont. In het nadeel van eiseres heeft verweerder kunnen wegen dat eiseres familieleven is gaan uitoefenen zonder dat zij hier mocht verblijven. Eiseres heeft Nederland hiermee voor een voldongen feit gesteld. Verweerder heeft het doorslaggevend mogen achten de belangenafweging in het nadeel van eiseres te laten uitvallen dat eiseres het familieleven met referent in Irak kan uitoefenen. Daarbij heeft verweerder terecht gesteld dat niet is gebleken van objectieve belemmeringen. De door eiseres hiertegen aangevoerde omstandigheden dat zij vreest voor Islamitische groeperingen en haar familie zijn al beoordeeld in haar asielprocedure en hebben niet tot een asielvergunning geleid. Dit staat in rechte vast. Ten aanzien van de aangevoerde omstandigheid dat referent vreest voor vervolging in Irak is terecht overwogen dat referent nooit is erkend als vluchteling. Hij heeft immers een verblijfsvergunning regulier gekregen op grond van de speciale regeling afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet.
Hardheidsclausule
14. Verweerder heeft in het bestreden besluit niet ten onrechte overwogen dat een beroep op de algemene veiligheidssituatie in het kader van de hardheidsclausule onvoldoende onderscheidend is. Verder heeft verweerder ten aanzien van de grote kinderwens van eiseres en referent nogmaals kunnen overwegen dat het feitelijk niet onmogelijk is om het gezinsleven in Irak uit te oefenen.
15. Nu verweerder niet ten onrechte heeft geconcludeerd dat uitzetting van eiseres niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM en het mvv-vereiste niet leidt tot bijzondere hardheid, is eiseres niet vrijgesteld van het mvv-vereiste. Verweerder heeft in het verweerschrift niet ten onrechte opgemerkt dat wat er ook zij van de stelling dat referent voldoet aan de voorwaarden welke zijn opgenomen in artikel 7 van de Gezinsherenigingsrichtlijn, dit evenmin maakt dat eiseres moet worden vrijgesteld van het mvv-vereiste. Ter zitting heeft verweerder verder toegelicht dat artikel 7 een ‘kan-bepaling’ betreft.
Hoorplicht
16. Van strijd met de hoorplicht is geen sprake, aangezien op voorhand duidelijk kon zijn dat de bezwaargronden, gelet op de inhoud van het primaire besluit, niet zouden leiden tot een andere uitkomst.
Conclusie
17. Gelet op het voorgaande is de conclusie dat verweerder de aanvraag terecht heeft afgewezen vanwege het ontbreken van een geldige mvv.
18. Het beroep is ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, op 5 oktober 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Griffier Rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.Richtlijn 2003/86/EG.
3.Een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd van referent, medische stukken van referent en eiseres en enkele betalingen van referent aan eiseres voor lopende kosten in de huishouding.
4.Islamitische wet.
5.Op grond van artikel 16, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000, gelezen in samenhang met artikel 3.71, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
6.Op grond van artikel 3.71, tweede lid, aanhef en onder l, van het Vb.
7.Op grond van artikel 3.71, derde lid, van het Vb en paragraaf B1/4.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
8.van 28 juli 2021.
9.Zie bijvoorbeeld punt 70 van het arrest van het EHRM van 28 september 2011, 55597/09,