De tekst van artikel 43 van de Iraakse Wet op de Persoonlijke Status in het Arabisch met vertaling naar het Nederlands.
In de begeleidende brief heeft eiseres uitgelegd dat [naam 3] begin juli 2021 per brief heeft bevestigd dat hij niet in staat was om de gevraagde documenten te verkrijgen vanwege de coronacrisis. Hij heeft tevens verklaard dat hij niet in staat is om deze documenten te verkrijgen, omdat referent niet over identificerende documenten beschikt. Verdere vragen heeft hij niet kunnen beantwoorden door ziekte. Eiseres heeft zich daarom gewend tot een andere advocaat, [naam 4]. Hij heeft per brief van 25 juli 2021 bevestigd dat artikel 43 van de Iraakse wet op de persoonlijke status geldt sinds 30 december 1959 en dat deze regels nog steeds in Irak gelden en worden toegepast. Eiseres heeft tevens toegelicht dat referent bij binnenkomst in Nederland heeft verklaard dat hij geen Iraakse identiteitskaart meer heeft en dus ook niet in staat is om een identiteitskaart over te leggen en daardoor ook niet in staat is om een ongehuwdverklaring op te vragen.
Het is zeer aannemelijk dat referent niet eerder gehuwd is (geweest) met een andere vrouw. Al bij aankomst in Nederland heeft referent immers verklaard dat hij ongehuwd was. Mocht hij gehuwd zijn geweest met een vrouw in Irak dan zou hij dit hebben verklaard om in aanmerking te komen voor gezinshereniging. Verder blijkt dat indien referent al gehuwd zou zijn geweest in Irak, de (fictieve) echtgenote het recht had om van hem te scheiden. Vanaf december 2016 woont hij in Rotterdam met eiseres.
8. Bij brief van 18 augustus 2021 heeft verweerder gereageerd op de brief van eiseres van 28 juli 2021. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres nog immer niet aannemelijk heeft gemaakt dat referent ongehuwd of gescheiden was, voordat hij trouwde met eiseres. Er is ook niet aannemelijk gemaakt dat referent met geen mogelijkheid een ongehuwdverklaring dan wel identiteitskaart kan verkrijgen. De stelling van eiseres dat een huwelijk vervalt na drie jaar is niet onderbouwd. Verweerder handhaaft zijn eerder ingenomen standpunten en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
De rechtbank oordeelt als volgt.
9. Vaststaat dat eiseres niet in het bezit is van een mvv.
10. De aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd wordt afgewezen, indien de vreemdeling niet beschikt over een geldige mvv.Een vreemdeling is vrijgesteld van het vereiste van een geldige machtiging tot verblijf als uitzetting in strijd zou zijn met artikel 8 van het EVRM.Verweerder werpt het mvv-vereiste evenmin tegen als het vasthouden aan dat vereiste naar zijn oordeel zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard (hardheidsclausule).
11. Verweerder heeft bij brief van 18 augustus 2021 als reactie op de overgelegde stukken door eiseresterecht opgemerkt dat uit artikel 43 van de wet op de Persoonlijke Status niet blijkt dat referent per definitie ongehuwd is. Uit dit artikel volgt namelijk dat een vrouw in bepaalde gevallen kan scheiden van haar man, maar dit maakt niet dat referent heeft aangetoond ongehuwd te zijn. Tevens heeft verweerder de reden voor het niet overleggen van een ongehuwdverklaring niet ten onrechte als niet verschonend geacht. Er is niet duidelijk gemaakt waarom het voor referent onmogelijk is om (een kopie van) zijn identiteitskaart over te leggen. Tevens is niet onderbouwd waarom er geen ongehuwdverklaring kan worden opgevraagd door de coronaproblematiek. De stelling van eiseres dat het zeer aannemelijk is dat referent niet eerder gehuwd is (geweest) met een andere vrouw gezien zijn verklaring bij aankomst in Nederland, is gebaseerd op vermoedens en leidt dan ook niet tot een ander oordeel.
Ten aanzien van de ongehuwdverklaring van eiseres staat vast dat zij in beroep kopieën van haar gelegaliseerde ongehuwdverklaring met vertaling heeft overgelegd, waarbij is aangegeven dat de originelen naar Bureau Documenten kunnen worden verzonden indien verweerder dit wenst. Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat hij geen aanleiding ziet om de ongehuwdverklaring te onderzoeken, aangezien dit niet zou leiden tot een andere belangenafweging. Gezien hetgeen hieronder is overwogen volgt de rechtbank verweerder op dit punt.
Belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM
12. Voor zover al moet worden uitgegaan van familie- of gezinsleven tussen eiseres en referent, heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat van inmenging in het recht op eerbiediging van het familie- of gezinsleven geen sprake is. Verweerder heeft terecht als uitgangspunt genomen dat eiseres gezinsleven is gaan uitoefenen zonder dat zij hier mocht verblijven. Op grond van vaste jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mensvolgt dat verwijdering van een derdelander-familielid dat familieleven is aangegaan terwijl het verblijfsrecht van één van de familieleden bij voorbaat precair was, slechts in uitzonderlijke omstandigheden in strijd kan zijn met artikel 8 van het EVRM.
13. Verweerder heeft in het voordeel van eiseres meegewogen dat referent inkomen geniet en hier al gedurende langere tijd woont. In het nadeel van eiseres heeft verweerder kunnen wegen dat eiseres familieleven is gaan uitoefenen zonder dat zij hier mocht verblijven. Eiseres heeft Nederland hiermee voor een voldongen feit gesteld. Verweerder heeft het doorslaggevend mogen achten de belangenafweging in het nadeel van eiseres te laten uitvallen dat eiseres het familieleven met referent in Irak kan uitoefenen. Daarbij heeft verweerder terecht gesteld dat niet is gebleken van objectieve belemmeringen. De door eiseres hiertegen aangevoerde omstandigheden dat zij vreest voor Islamitische groeperingen en haar familie zijn al beoordeeld in haar asielprocedure en hebben niet tot een asielvergunning geleid. Dit staat in rechte vast. Ten aanzien van de aangevoerde omstandigheid dat referent vreest voor vervolging in Irak is terecht overwogen dat referent nooit is erkend als vluchteling. Hij heeft immers een verblijfsvergunning regulier gekregen op grond van de speciale regeling afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet.
Hardheidsclausule
14. Verweerder heeft in het bestreden besluit niet ten onrechte overwogen dat een beroep op de algemene veiligheidssituatie in het kader van de hardheidsclausule onvoldoende onderscheidend is. Verder heeft verweerder ten aanzien van de grote kinderwens van eiseres en referent nogmaals kunnen overwegen dat het feitelijk niet onmogelijk is om het gezinsleven in Irak uit te oefenen.
15. Nu verweerder niet ten onrechte heeft geconcludeerd dat uitzetting van eiseres niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM en het mvv-vereiste niet leidt tot bijzondere hardheid, is eiseres niet vrijgesteld van het mvv-vereiste. Verweerder heeft in het verweerschrift niet ten onrechte opgemerkt dat wat er ook zij van de stelling dat referent voldoet aan de voorwaarden welke zijn opgenomen in artikel 7 van de Gezinsherenigingsrichtlijn, dit evenmin maakt dat eiseres moet worden vrijgesteld van het mvv-vereiste. Ter zitting heeft verweerder verder toegelicht dat artikel 7 een ‘kan-bepaling’ betreft.
16. Van strijd met de hoorplicht is geen sprake, aangezien op voorhand duidelijk kon zijn dat de bezwaargronden, gelet op de inhoud van het primaire besluit, niet zouden leiden tot een andere uitkomst.
17. Gelet op het voorgaande is de conclusie dat verweerder de aanvraag terecht heeft afgewezen vanwege het ontbreken van een geldige mvv.
18. Het beroep is ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.