In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 oktober 2021 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van verzoekster, die de Nederlandse nationaliteit wilde laten vaststellen. Verzoekster, geboren in Marokko, heeft op 1 oktober 2019 erkenning gekregen van haar vader, die op dat moment Nederlander was. De IND (Immigratie- en Naturalisatiedienst) heeft echter betwist dat verzoekster vanaf haar geboorte het Nederlanderschap heeft verkregen, omdat zij geboren is uit een polygaam huwelijk. De rechtbank heeft de relevante wetgeving, met name de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN), in overweging genomen en vastgesteld dat de erkenning door de vader rechtsgeldig was. Bovendien is er binnen een jaar na de erkenning een DNA-rapport overgelegd dat de biologische verwantschap tussen verzoekster en haar vader bevestigde. De rechtbank concludeerde dat verzoekster met ingang van 1 oktober 2019 het Nederlanderschap heeft verkregen, ondanks de complicaties van het polygame huwelijk van haar vader. De rechtbank heeft de IND veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, die zijn vastgesteld op € 304,-- aan griffierecht en € 563,- aan salaris advocaat. De beschikking is gegeven door rechter J.C. Sluymer, bijgestaan door griffier I.M. Talstra - Touwen.