In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 januari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die in Nederland verblijft, heeft op 20 januari 2021 van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie vernomen dat hij op 29 januari 2021 naar Venetië, Italië, zal worden overgedragen. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om deze uitzetting te voorkomen, onder andere vanwege zijn medische (psychische) gesteldheid en de zorgen over de zorg die hij in Italië zou ontvangen, vooral in het licht van de coronamaatregelen.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de voorgenomen overdracht van verzoeker als een handeling van een bestuursorgaan wordt aangemerkt, waartegen bezwaar openstaat. De rechter heeft vastgesteld dat verzoeker niet eerder bezwaar heeft gemaakt en zijn medische bezwaren niet heeft onderbouwd. Bovendien is uit het dossier gebleken dat verzoeker negatief getest is op Covid-19 en dat hij al sinds 20 januari 2021 op de hoogte was van zijn geplande overdracht. Gezien de korte termijn van de voorgenomen overdracht en het gebrek aan onderbouwing van verzoekers medische situatie, heeft de voorzieningenrechter besloten om het verzoek om een voorlopige voorziening af te wijzen.
De uitspraak is gedaan zonder zitting, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of het vergoeden van griffierecht. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.