ECLI:NL:RBDHA:2021:11044

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 oktober 2021
Publicatiedatum
11 oktober 2021
Zaaknummer
09/997108-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissementsfraude en bedrieglijke bankbreuk door voormalig bestuurder van kinderopvangbedrijf

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 oktober 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een voormalig indirect bestuurder van een B.V. die een kinderopvangbedrijf exploiteerde. De verdachte werd beschuldigd van faillissementsfraude en bedrieglijke bankbreuk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet bewezen kon worden dat zij op de hoogte was van de schuldenlast van de gefailleerde B.V. en dat zij niet in strafrechtelijke zin verantwoordelijk kon worden gehouden voor het benadelen van de schuldeisers. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat niet kon worden vastgesteld dat zij opzettelijk handelingen had verricht die de rechten van de schuldeisers benadeelden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, hoewel zij formeel indirect bestuurder was, niet de feitelijke leiding had over de B.V. en niet wist dat een faillissement onafwendbaar was. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte was vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. De kosten van de benadeelde partij werden op nihil begroot.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/997108-14
Datum uitspraak: 8 oktober 2021
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964,
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 10 september 2018, 17 juli 2019, 16 oktober 2019, 19 maart 2021 (alle regie) en 24 september 2021 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. V.E. Broeders en van hetgeen de verdachte en haar raadsman mr. B.K. Hummen naar voren hebben gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 19 juni 2012 in de gemeente(n) Gouda en/of Amsterdam, althans in Nederland,
als (feitelijk) bestuurder van een rechtspersoon te weten [bedrijf 1] , rechtspersoon bij vonnis van de Rechtbank ‘s-Gravenhage op 19 juni 2012 in staat van faillissement is verklaard,
(telkens) tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtspers(o)on(en), althans alleen,
(telkens) ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeiser(s) van die rechtspersoon,
(telkens) lasten heeft verdicht en/of baten niet heeft verantwoord en/of een of meer goed(eren) aan de boedel van die rechtspersoon, [bedrijf 1]
heeft onttrokken en/of een of meer goed(eren) hetzij om niet, hetzij klaarblijkelijk beneden de waarde heeft vervreemd en/of een of meer schuldeiser(s) op enige wijze heeft bevoordeeld,
immers heeft/hebben verdachte en/of (één of meer van) haar medeverdachte(n), ter gelegenheid van het faillissement of op een tijdstip waarop zij wist(en) dat het faillissement niet kon worden voorkomen, toen aldaar – zakelijk weergegeven – (telkens):
- het klantenbestand van [bedrijf 1] (geruisloos) laten overgaan naar de nieuwe B.V. [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en aldus buiten het bereik en beheer van de curator gesteld en/of gehouden en/of;
- aan de rechtspersoon [bedrijf 1] verschuldigde en/of toekomende geldbedrag(en) van/door ouders laten storten op een rekening van [bedrijf 2] , te weten het/de rekeningnummer(s) [rekeningnummer] althans naar (een) andere niet aan [bedrijf 1] toebehorende en/of op naam gestelde bankrekening(en) en aldus buiten het bereik en beheer van de curator gesteld en/of gehouden en/of;
-(een) geldbedrag(en) van 133.025 euro en/of 197.310 euro aan (jaar)loon over 2011 voor verdachte en/of [medeverdachte] , althans (een) gro(o)te geldbedrag(en) van [bedrijf 1] aan haar verdachte en/of [medeverdachte] overgemaakt en/of laten overmaken en aldus buiten het bereik en beheer van de curator gesteld en/of gehouden
art 343 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[bedrijf 1] (verder te noemen ‘de B.V.’), op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 11 augustus 2011 tot en met 19 juni 2012 in de gemeente(n) Gouda en/of Amsterdam, althans in Nederland, terwijl de B.V. bij vonnis van de Rechtbank ‘s-Gravenhage op 19 juni 2012 in staat van faillissement is verklaard,
(telkens) tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtspers(o)on(en), althans alleen,
(telkens) ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeiser(s) van de B.V.,
(telkens) lasten heeft verdicht en/of baten niet heeft verantwoord en/of een of meer goed(eren) aan de boedel van de B.V. heeft onttrokken en/of een of meer goed(eren) hetzij om niet, hetzij klaarblijkelijk beneden de waarde heeft vervreemd en/of een of meer schuldeiser(s) op enige wijze heeft bevoordeeld,
immers heeft/hebben de B.V. en/of (één of meer van) haar medeverdachte(n), ter gelegenheid van het faillissement of op een tijdstip waarop zij wist(en) dat het faillissement niet kon worden voorkomen, toen aldaar – zakelijk weergegeven – (telkens):
- het klantenbestand van de B.V. (geruisloos) laten overgaan naar de nieuwe B.V. [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en aldus buiten het bereik en beheer van de curator gesteld en/of gehouden en/of;
- aan de B.V. verschuldigde en/of toekomende geldbedrag(en) van/door ouders laten storten op een rekening van [bedrijf 2] , te weten het/de rekeningnummer(s) [rekeningnummer] , althans naar (een) andere niet aan de B.V. toebehorende en/of op naam gestelde bankrekening(en) en aldus buiten het bereik en beheer van de curator gesteld en/of gehouden en/of;
- ( een) geldbedrag(en) van 133.025 euro en/of 197.310 euro aan (jaar)loon over 2011 voor haar verdachte en/of [medeverdachte] , althans (een) gro(o)te geldbedrag(en) van de B.V. ( [bedrijf 1] ) aan haar verdachte en/of [medeverdachte] overgemaakt en/of laten overmaken en aldus buiten het bereik en beheer van de curator gesteld en/of gehouden,
hebbende zij, verdachte, (telkens) opdracht gegeven tot die/dat strafbare feit(en) en/of feitelijke leiding gegeven aan die verboden gedraging(en)

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – overeenkomstig haar op schrift gestelde requisitoir – gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit en gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 200 uren en tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van twee jaren. Voorts heeft zij gevorderd dat als bijkomende straf wordt opgelegd een beroepsverbod om aandeelhouder of bestuurder van een rechtspersoon te zijn voor de duur van vijf jaren.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich – overeenkomstig zijn op schrift gestelde pleitnota – namens de verdachte op het standpunt gesteld dat zij moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte als (feitelijk) bestuurder van een rechtspersoon (te weten [bedrijf 1] ), al dan niet tezamen en in vereniging met (een) ander(en), op een tijdstip waarop zij wist dat een faillissement van die rechtspersoon niet kon worden voorkomen, in de periode van 1 januari 2011 tot en met 19 juni 2012 enkele tenlastegelegde gedragingen heeft verricht ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van die rechtspersoon (het primair tenlastegelegde), dan wel dat [bedrijf 1] de genoemde gedragingen in de periode 11 augustus 2011 tot en met 19 juni 2012, al dan niet tezamen en in vereniging met (een) ander(en), heeft verricht ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van die rechtspersoon en de verdachte opdracht heeft gegeven aan die gedragingen dan wel daaraan feitelijk leiding heeft gegeven (het subsidiair tenlastegelegde).
Uit de processtukken blijkt dat de verdachte tijdens (een deel van) de (primair) ten laste gelegde periode, via de rechtspersoon [bedrijf 4] , (indirect) algemeen directeur was van [bedrijf 1] Op deze wijze was zij, gedurende enige tijd binnen de tenlastegelegde periode, indirect
formeelbestuurder van [bedrijf 1] Naar het oordeel van de rechtbank blijkt echter onvoldoende uit het dossier en het besprokene ter terechtzitting dat zij ook
feitelijkbestuurder is geweest van die rechtspersoon. Uit de verklaringen van zowel de verdachte als van andere betrokkenen - onder wie haar (destijds) echtgenoot, de [medeverdachte] - blijkt dat [medeverdachte] de feitelijke leiding had over [bedrijf 1] en de financiën beheerde en dat de verdachte zich bezighield met - kort gezegd - het praktische beleid ten aanzien van de kinderopvang. Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier vooral het beeld naar voren komt dat de verdachte
inde rechtspersoon en niet zozeer
aande rechtspersoon heeft gewerkt. Dat zij ‘op papier’ gedurende enige tijd verantwoordelijkheid droeg voor [bedrijf 1] rechtvaardigt op zichzelf nog niet de conclusie dat zij een sturende rol heeft vervuld en in strafrechtelijke zin verantwoordelijk kan worden gehouden voor wat haar is tenlastegelegd.
Meer specifiek kan in onvoldoende mate worden vastgesteld dat de verdachte, in de periode waarin zij formeel indirect bestuurder van [bedrijf 1] was, wist of moest weten dat een faillissement van deze rechtspersoon onafwendbaar was. Die wetenschap is evenwel noodzakelijk om bewezen te kunnen verklaren dat de verdachte gedragingen opzettelijk zou hebben verricht ter bedrieglijke verkorting van de rechten van schuldeisers. Uit haar verklaring blijkt dat zij wist dat [bedrijf 1] zou worden verkocht en dat zij dat ook wilde, omdat alle werkzaamheden haar boven het hoofd groeiden. Uit haar verklaring (of anderszins) blijkt echter niet dat zij destijds wist van de omvang van de schulden van [bedrijf 1]
De officier van justitie heeft onder meer verwezen naar financiële problemen binnen [bedrijf 1] in de jaren (ver) vóór de tenlastegelegde periode, waarvan de verdachte zou moeten hebben geweten. De rechtbank is echter van oordeel dat die omstandigheid niet tot de conclusie kan leiden dat de verdachte in de tenlastegelegde periode, vanuit de functie die zij toen bekleedde, zich bewust was van de financiële situatie van [bedrijf 1] , in de mate dat zij toen wist of moest weten dat een faillissement onafwendbaar was. Hetzelfde geldt voor de door de officier van justitie aangehaalde omstandigheid dat de verdachte facturen verstuurde aan de ouders en wist dat de omzet dalende was. Ook dat gegeven brengt nog niet met zich dat de verdachte inzicht had in de omvang van de schuldenlast van [bedrijf 1] Dat de verdachte bij vergaderingen heeft gezeten waarbij ook [medeverdachte] aanwezig was, maakt dit niet anders, nu niet bekend is wat daar is besproken.
Verder kan naar het oordeel van de rechtbank uit het dossier niet worden afgeleid dat de verdachte actief betrokken is geweest bij de ten laste gelegde gedragingen, te weten het (geruisloos) laten overgaan van het klantenbestand van [bedrijf 1] , het aan de rechtspersoon [bedrijf 1] verschuldigde en/of toekomende geldbedrag(en) van/door ouders laten storten op een rekening van [bedrijf 2] en het overmaken van een hoger jaarsalaris aan de verdachte zelf en de medeverdachte [medeverdachte] .
De rechtbank zal de verdachte om deze redenen vrijspreken van het primair ten laste gelegde feit.
Dat de verdachte in de genoemde periode opdracht heeft gegeven tot de verweten gedragingen aan [bedrijf 1] dan wel feitelijk leiding heeft gegeven daaraan is - het volgt al uit wat hiervoor is overwogen - evenmin vast te stellen, zodat zij ook van het subsidiair tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.

4.De vordering van de benadeelde partij

4.1
De vordering
[benadeelde] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 8.948,86, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden toegewezen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, dan wel moet worden afgewezen.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot schadevergoeding, nu de verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering tot schadevergoeding, zal hij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt. Die kosten worden tot op heden begroot op nihil.

12.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. L. Kelkensberg, voorzitter,
mr. H.P.M. Meskers, rechter,
mr. J.A.W. van ‘t Westeinde, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. den Besten, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 oktober 2021.