ECLI:NL:RBDHA:2021:1104

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 februari 2021
Publicatiedatum
15 februari 2021
Zaaknummer
AWB21/269
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot overdracht aan Italiaanse autoriteiten

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 februari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die in vreemdelingenbewaring was gesteld, had bezwaar gemaakt tegen zijn voorgenomen overdracht aan de Italiaanse autoriteiten, die gepland stond voor 15 januari 2021. Op 13 januari 2021 heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht om de overdracht op te schorten. Echter, op 14 januari 2021 heeft verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, meegedeeld dat de overdracht was geannuleerd omdat verzoeker geen medewerking had verleend aan een Covid-19 test. Verzoeker heeft desondanks zijn verzoek om een voorlopige voorziening gehandhaafd.

De voorzieningenrechter overweegt dat op grond van de Vreemdelingenwet 2000 een handeling van een bestuursorgaan ten aanzien van een vreemdeling als een beschikking wordt aangemerkt, waartegen bezwaar openstaat. De rechter stelt vast dat, nu de overdracht is geannuleerd, verzoeker geen spoedeisend belang meer heeft bij de gevraagde voorziening. De rechtbank concludeert dat het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk ongegrond is en wijst dit af. Tevens wordt opgemerkt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling of het vergoeden van griffierecht, gezien de omstandigheden van de zaak.

De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier mr. N.M.L. van der Kammen. De beslissing is telefonisch meegedeeld aan de gemachtigden van beide partijen op 14 januari 2021.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummers: AWB 21/269
V-nummer: [#]

Uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam], verzoeker

(gemachtigde: mr. C.T.W. van Dijk)
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.M.M. van Gils)

Procesverloop

Verweerder heeft aan verzoeker meegedeeld dat hij zal worden overgedragen aan de Italiaanse autoriteiten op vrijdag 15 januari 2021 om 9:40 uur.
Verzoeker heeft daartegen op 13 januari 2021 bezwaar gemaakt. Hij heeft verder op diezelfde datum de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen inhoudende dat zijn overdracht wordt opgeschort.
Verweerder heeft op 14 januari 2021 schriftelijk meegedeeld dat de overdracht van 15 januari 2021 is geannuleerd.
Verzoeker heeft desgevraagd telefonisch meegedeeld het verzoek te handhaven.
De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 72, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 wordt een handeling van een bestuursorgaan ten aanzien van een vreemdeling als zodanig voor de toepassing van Afdeling 7.2 van die wet met een beschikking gelijkgesteld. De voorgenomen overdracht van verzoeker is als een zodanige handeling aan te merken. Daartegen staat aldus het rechtsmiddel van bezwaar open.
2. Als er voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb, kan een mondelinge behandeling van het verzoek achterwege blijven als het verzoek kennelijk ongegrond is.
3. Bij bericht per email van 14 januari 2021 heeft verweerder meegedeeld dat de overdracht van 15 januari 2021 is geannuleerd, omdat verzoeker geen medewerking heeft verleend aan een Covid-19 test. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat verzoeker daardoor geen spoedeisend belang meer heeft bij de door hem gevraagde voorziening. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
4. De uitzetting kan geen doorgang vinden vanwege het gebrek aan medewerking van verzoeker aan een Covid-19 test. Voor een proceskostenveroordeling of het vergoeden van het griffierecht bestaat daarom geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier. Het dictum is telefonisch meegedeeld op 14 januari 2021 om 16:49 uur aan de gemachtigde van verweerder en om 16:48 uur aan de gemachtigde van verzoeker.
De griffier is niet in de gelegenheid
de uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.