ECLI:NL:RBDHA:2021:1104
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot overdracht aan Italiaanse autoriteiten
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 februari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die in vreemdelingenbewaring was gesteld, had bezwaar gemaakt tegen zijn voorgenomen overdracht aan de Italiaanse autoriteiten, die gepland stond voor 15 januari 2021. Op 13 januari 2021 heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht om de overdracht op te schorten. Echter, op 14 januari 2021 heeft verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, meegedeeld dat de overdracht was geannuleerd omdat verzoeker geen medewerking had verleend aan een Covid-19 test. Verzoeker heeft desondanks zijn verzoek om een voorlopige voorziening gehandhaafd.
De voorzieningenrechter overweegt dat op grond van de Vreemdelingenwet 2000 een handeling van een bestuursorgaan ten aanzien van een vreemdeling als een beschikking wordt aangemerkt, waartegen bezwaar openstaat. De rechter stelt vast dat, nu de overdracht is geannuleerd, verzoeker geen spoedeisend belang meer heeft bij de gevraagde voorziening. De rechtbank concludeert dat het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk ongegrond is en wijst dit af. Tevens wordt opgemerkt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling of het vergoeden van griffierecht, gezien de omstandigheden van de zaak.
De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier mr. N.M.L. van der Kammen. De beslissing is telefonisch meegedeeld aan de gemachtigden van beide partijen op 14 januari 2021.