ECLI:NL:RBDHA:2021:11023

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 september 2021
Publicatiedatum
8 oktober 2021
Zaaknummer
C/09/618003 / FA RK 21-6298
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt met psychogeriatrische aandoeningen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 september 2021 uitspraak gedaan over een verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging voor opname en verblijf van een cliënt, ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Het verzoek was gebaseerd op artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd) en had betrekking op een cliënt, geboren in 1931, die momenteel verblijft in een verpleeginrichting. De advocaat van de cliënt, mr. N.J. Batelaan, heeft primair afwijzing van het verzoek bepleit, stellende dat de cliënt geen verzet vertoont tegen haar verblijf en tevreden is met de zorg die zij ontvangt. De psycholoog bevestigde dat de cliënt aanvankelijk moeite had met het accepteren van hulp, maar inmiddels goed gewend is aan de situatie.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, met ernstige gevolgen voor haar welzijn. Ondanks het feit dat opname en verblijf noodzakelijk zijn om ernstig nadeel te voorkomen, oordeelde de rechtbank dat er geen consistent en duidelijk verzet van de cliënt tegen de opname is. De rechtbank concludeerde dat niet voldaan is aan de wettelijke criteria voor het verlenen van een rechterlijke machtiging, en heeft het verzoek afgewezen. De beslissing is genomen in het kader van de geldende veiligheidsmaatregelen vanwege de COVID-19-pandemie, waarbij de zitting telefonisch is gehouden.

De beschikking is vastgesteld op 8 oktober 2021, en tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/618003 / FA RK 21-6298
Datum beschikking: 28 september 2021

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf

Beschikkingnaar aanleiding van het op 17 september 2021 door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:

[de vrouw]

hierna te noemen: cliënt,
geboren op [geboortedag] 1931 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de accommodatie [verblijfplaats]
advocaat: mr. N.J. Batelaan te 's-Gravenhage.

Procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 17 september 2021.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van 20 augustus 2021;
- een aanvraag voor een rechterlijke machtiging aan het CIZ van 2 september 2021;
- een op 27 augustus 2021 ondertekende medische verklaring van een ter zake kundige [arts] , die cliënt met het oog op de machtiging kort te voren heeft onderzocht, maar niet bij diens behandeling betrokken was;
- een revalidatiekaart van 10 augustus 2021.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 28 september 2021.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
- cliënt;
- de advocaat;
- de [psycholoog]
- de [specialist ouderengeneeskunde] .

Standpunten ter zitting

De advocaat heeft primair afwijzing van het verzoek bepleit en subsidiair verzocht de machtiging in duur te beperken tot zes maanden. Hij voert daartoe het volgende aan.
Cliënt vertoont geen verzet tegen haar verblijf in de verpleeginrichting. Zij accepteert de aangeboden zorg en heeft gezegd dat zij daar tevreden over is. Cliënt geeft daarmee feitelijk aan dat zij bereid is in de verpleeginrichting te blijven. Haar verzet is slechts verbaal en zet zij niet om in daden. Zij ziet er goed en vrolijk uit en het gaat ook goed met haar. Zij zou dus op basis van vrijwilligheid kunnen blijven waardoor een rechterlijke machtiging niet noodzakelijk is.
De psycholoog heeft ten aanzien van het verzet verklaard dat cliënt het in het begin van de opname lastig vond om hulp te accepteren. Door een beroerte heeft zij haar zelfstandigheid moeten inleveren. Het accepteren van hulp gaat nu veel beter. In het begin was er sprake van verzet, maar inmiddels is cliënt goed gewend en heeft zij het steeds meer naar haar zin. Zij is nu wel tevreden met de situatie waarin zij verkeert. De reden voor de aanvraag voor een rechterlijke machtiging is dat het CIZ de artikel 21- aanvraag afwijst zodra iemand zegt naar huis te willen. De verpleeginrichting is dan genoodzaakt om een rechterlijke machtiging aan te vragen. Cliënt verblijft nu tijdelijk op een revalidatieafdeling. De verwachting is dat zij op een nieuwe afdeling goed zal functioneren en dat een rechterlijke machtiging daarvoor niet nodig is.

Beoordeling

Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten uitgebreide neurocognitieve stoornissen.
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit:
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting blijkt voldoende van het ernstig nadeel.
De rechtbank stelt vast dat opname en verblijf in een accommodatie noodzakelijk en geschikt zijn om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Cliënt heeft geen inzicht in haar eigen situatie, kan deze niet goed overzien, kan niet zelfstandig alarmeren en heeft 24- uurs zorg nodig.
Uit de verklaring van de psycholoog ter zitting is echter voldoende gebleken dat cliënt slechts af en toe verbaal aangeeft naar huis te willen maar dat zij daartoe geen aanstalten maakt. Zij kan gemakkelijk weer worden afgeleid en is tevreden met de zorg die zij krijgt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat in dit geval geen sprake is van consistent en duidelijk verzet van cliënt tegen de opname en het verblijf in de accommodatie. Dit betekent dat niet is voldaan aan de criteria die de wetgever in artikel 24 Wzd stelt met betrekking tot het kunnen verlenen van een rechterlijke machtiging. De rechtbank zal om die reden het verzoek afwijzen.

Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.M. van der Kleijn, rechter, bijgestaan door A.E. Babulall-Balkaran als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 28 september 2021.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 8 oktober 2021.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.