ECLI:NL:RBDHA:2021:11022

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 oktober 2021
Publicatiedatum
8 oktober 2021
Zaaknummer
NL21.14249
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herbeoordeling asielaanvraag van vrouw uit Oezbekistan na afwijzing door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 7 oktober 2021 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van een vrouw uit Oezbekistan. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen, omdat hij van mening was dat de vrouw bij terugkeer naar Oezbekistan geen reëel risico op vervolging of ernstige schade liep. De vrouw, die door een vrouw genaamd [naam vrouw] naar Turkije was gelokt en daar gedwongen was tot prostitutie, vreesde voor haar leven bij terugkeer naar haar geboorteland. Ze had te maken met bedreigingen van haar familie en buurtbewoners, en de politie had haar niet geholpen.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom de vrees van de vrouw ongegrond was. De rechtbank vond dat de staatssecretaris niet had aangetoond dat de vrouw bij terugkeer niet opnieuw slachtoffer zou worden van mishandelingen en bedreigingen. De rechtbank verwees naar artikel 4 van de Procedurerichtlijn, dat stelt dat eerdere vervolging of ernstige schade een duidelijke aanwijzing is voor de vrees van de asielzoeker. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris de asielaanvraag ten onrechte had afgewezen en vernietigde het bestreden besluit.

De rechtbank droeg de staatssecretaris op om binnen zes weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen, waarbij hij de beschikbare landeninformatie over Oezbekistan moest betrekken. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de vrouw, die op € 1.496,- werden vastgesteld. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. R. Hirzalla, in aanwezigheid van griffier mr. F.P. van Straelen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.14249

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. C.J. Ullersma),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.P.G.H. Belluz).

ProcesverloopBij besluit van 31 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres in de algemene asielprocedure afgewezen als ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 30 september 2021 met behulp van een beeld- en geluidverbinding op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk in de Russische taal was M. Bulegenova aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Asielrelaas
1. Eiseres heeft het volgende relaas aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd. Zij heeft de Oezbeekse nationaliteit, is geboren op [geboortedatum] en is afkomstig uit de stad [stad] . Zij is door een vrouw genaamd [naam vrouw] onder valse voorwendselen naar Turkije gelokt. Daar is zij verkracht en gedwongen zich te prostitueren. Bij terugkeer in Oezbekistan moest eiseres geld aan [naam vrouw] betalen. Toen zij dit niet deed, heeft [naam vrouw] beeldmateriaal van eiseres online gezet en verspreid, waardoor eiseres in haar buurt bekend kwam te staan als prostituee. Om die reden is eiseres in elkaar geslagen en bedreigd door buurtbewoners en haar eigen familieleden. Haar tantes en moeder wilden haar zelfmoord laten plegen om de familie-eer te redden. Daarnaast kwam er iemand aan de deur die haar een injectie wilde geven. De politie heeft geweigerd om haar te helpen. De broer van eiseres heeft tegen haar zoon gezegd dat hij eiseres zal vermoorden als zij terugkeert naar Oezbekistan. Bij terugkeer naar Oezbekistan vreest eiseres voor [naam vrouw] , voor de politie, voor haar buurtgenoten en voor eerwraak door haar familieleden.
Bestreden besluit
2.1.
Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1) identiteit, nationaliteit en herkomst;
2) problemen in Oezbekistan doordat zij in Turkije gedwongen in de prostitutie is geraakt.
Verweerder heeft allebei de elementen geloofwaardig geacht.
2.2.
Volgens verweerder loopt eiseres bij terugkeer naar Oezbekistan geen reëel risico op een schending van artikel 3 van het EVRM. [1] Er zijn geen aanwijzingen dat eiseres in Oezbekistan weer tot prostitutie zal worden gedwongen. Er is geen concrete dreiging vanuit haar familie en er is geen sprake van eerwraak. Eiseres heeft zich tot de politie kunnen wenden en het is niet gebleken dat de buurtbewoners een systematische dreiging voor eiseres vormen.
2.3.
Daarnaast merkt verweerder eiseres niet aan als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag. [2] Hoewel het aannemelijk is geworden dat eiseres als prostituee wordt gezien in Oezbekistan en daarom met discriminatie te maken heeft gehad, levert die discriminatie niet een dusdanig ernstige beperking van de bestaansmogelijkheden op dat zij niet maatschappelijk en sociaal kan functioneren in Oezbekistan.
2.4.
Verweerder heeft daarom de asielaanvraag van eiseres afgewezen.
Beroepsgronden
3. Eiseres voert aan dat zij bij terugkeer naar Oezbekistan wel degelijk heeft te vrezen van haar familie en de buurtbewoners. Zij kan geen bescherming krijgen en ook niet ergens anders in Oezbekistan gaan wonen. De politie heeft haar niet geholpen. Verweerder moet alle onderdelen van het verhaal van eiseres in onderlinge samenhang bekijken en daarbij ook de algemene situatie in Oezbekistan betrekken. Er is weinig landeninformatie over Oezbekistan en verweerder heeft geen moeite heeft gedaan om aanvullende landeninformatie te verkrijgen. Daarom moet verweerder uitgaan van de verklaringen van eiseres over de situatie in Oezbekistan en de landeninformatie waar zij naar verwijst.
Beoordeling door de rechtbank
Ernstige schade (artikel 3 van het EVRM)
4. Uit het voornemen en het bestreden besluit blijkt dat verweerder het gehele asielrelaas van eiseres geloofwaardig heeft geacht. Verweerder gelooft dat eiseres, als gevolg van de openbaarmaking van de foto’s en filmpjes, door buurtbewoners op straat is uitgescholden voor hoer. Ook is zij door haar jongere broer in elkaar geslagen en door haar zus in het gezicht gespuugd. Ook haar dochter is in elkaar geslagen. Eiseres is door de mishandelingen in het ziekenhuis beland en mocht haar dochter niet meer zien. De moeder en de tantes van eiseres wilden haar dwingen om zelfmoord te plegen, om op die manier de familie-eer te herstellen. Door tussenkomst van een andere tante kreeg eiseres de kans om in plaats van zelfmoord te plegen naar de politie te gaan. De politie wilde haar in eerste instantie helpen, maar later bleek dat zij ook de beelden van eiseres hadden gezien. Toen hebben ze eiseres uitgelachten en weggestuurd. Verder zijn eiseres en haar dochter ook nog door haar schoonzoon in elkaar geslagen. Toen eiseres zich daarover tot de politie wendde werd zij wederom uitgelachen. [3] Verder heeft eiseres in de correcties en aanvullingen op het nader gehoor vermeld dat de broer van eiseres tegen haar zoon heeft gezegd dat hij haar zal vermoorden vanwege de geschonden familie-eer.
5. Gelet op al deze geloofwaardig bevonden gebeurtenissen in Oezbekistan, dient verweerder overtuigend te motiveren waarom het niet aannemelijk is dat eiseres bij terugkeer naar Oezbekistan wederom slachtoffer zal worden van dergelijke mishandelingen en bedreigingen. De rechtbank verwijst in dit verband naar artikel 4, vierde lid, van de Procedurerichtlijn, waarin staat dat het feit dat de asielzoeker in het verleden reeds is blootgesteld aan vervolging of aan ernstige schade, of dat hij of zij rechtstreeks is bedreigd met dergelijke vervolging of dergelijke schade, een duidelijke aanwijzing is dat de vrees van de asielzoeker voor vervolging gegrond is en het risico op het lijden van ernstige schade reëel is, tenzij er goede redenen zijn om aan te nemen dat die vervolging of ernstige schade zich niet opnieuw zal voordoen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de (ernstige) mishandelingen en doodsbedreigingen waar eiseres in Oezbekistan slachtoffer van is geworden aan te merken als (bedreiging met) ‘ernstige schade’.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat de vrees van eiseres om bij terugkeer naar Oezbekistan slachtoffer te worden van ernstige schade ongegrond is. Gelet op alle geloofwaardige geachte gebeurtenissen kan verweerder niet volstaan met de stelling dat niet is gebleken dat zij bij terugkeer direct van haar schoonzoon te vrezen heeft en dat er geen concrete dreiging vanuit haar familie is. Verder volgt de rechtbank het standpunt van verweerder niet dat uit de verklaringen van eiseres niet blijkt van eerwraak. Eiseres heeft immers verklaard dat haar familie haar wilde dwingen tot zelfmoord omdat zij de familie-eer heeft geschonden. De rechtbank kwalificeert dit als een vorm van eerwraak.
Vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag
7. Ook ten aanzien van de vrees voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag bevat het bestreden besluit een motiveringsgebrek.
8. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres in Oezbekistan als prostituee wordt gezien en daardoor problemen heeft ondervonden die als discriminatie kunnen worden aangemerkt. De rechtbank begrijpt hieruit dat verweerder prostituees aanmerkt als een sociale groep in Oezbekistan en dat de discriminatie om die reden valt onder de reikwijdte van het Vluchtelingenverdrag. Volgens verweerder is echter niet gebleken dat de ondervonden discriminatie een zo ernstige beperking van de bestaansmogelijkheden oplevert dat het voor eiseres onmogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebied te functioneren. Ook wordt zij niet uitgesloten van medische zorg.
9. Gelet op de geloofwaardig bevonden ervaringen van eiseres zoals hierboven in rechtsoverweging 4 beschreven, heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat de discriminatie niet zo ernstig is dat het voor eiseres onmogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebied te functioneren. Uit de verklaringen van eiseres blijkt dat zij niet enkel slachtoffer is geworden van beschimping, ruiten ingooien en bekladden van haar schutting, maar ook van ernstige mishandelingen en doodsbedreigingen. De rechtbank betrekt hierbij dat verweerder ook geloofwaardig heeft geacht dat eiseres [stad] heeft verlaten naar aanleiding van de gebeurtenissen en een baan in Tasjkent had gevonden. Daar is zij ontslagen toen haar verleden daar bekend werd. Uit de overweging van verweerder dat eiseres na haar mishandelingen medische zorg heeft gekregen en dat er reeds daarom niet kan worden gesproken van een ernstige beperking in de bestaansmogelijkheden, blijkt niet dat verweerder de ernst van de discriminatie op een zorgvuldige wijze heeft beoordeeld.
Conclusie
10. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd dat de asielaanvraag van eiseres kon worden afgewezen als ongegrond. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien, omdat het aan verweerder is om opnieuw te beoordelen en te motiveren of eiseres bij terugkeer naar Oezbekistan een reëel risico op vervolging of ernstige schade loopt. Verweerder zal hierbij ook de beschikbare landeninformatie over Oezbekistan moeten betrekken en indien nodig aanvullende landeninformatie moeten opvragen. Verweerder zal dus een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1). Als aan eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op om binnen zes weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla, rechter, in aanwezigheid van mr. F.P. van Straelen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.Verdrag van Genève van 28 juli 1951 betreffende de status van vluchtelingen.
3.Pagina 10 t/m 12 van het nader gehoor.