ECLI:NL:RBDHA:2021:11014

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 oktober 2021
Publicatiedatum
8 oktober 2021
Zaaknummer
C/09/21/110 R en C/09/21/111 R
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van de wettelijke schuldsaneringsregeling met vaststelling van de looptijd op één jaar wegens falende schuldhulpverlening door de gemeente Delft

Op 7 oktober 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) voor twee verzoekers, beiden afkomstig uit Turkije. De rechtbank heeft vastgesteld dat de afdeling schuldhulpverlening van de gemeente Delft in de afgelopen vijf jaar niet in staat is geweest om de verzoekers adequaat te helpen bij het doorlopen van een buitengerechtelijke schuldenregeling. Ondanks herhaalde pogingen om een schuldakkoord te bereiken, zijn de verzoekers geconfronteerd met aanzienlijke vertragingen en gebrekkige communicatie van de gemeente, wat heeft geleid tot een onduidelijk en onvoldoende gedocumenteerd dwangvoorstel. De rechtbank heeft de verzoekers toegelaten tot de WSNP, maar heeft de looptijd van de regeling vastgesteld op één jaar in plaats van de gebruikelijke drie jaar, gezien de bijzondere omstandigheden van de zaak. De rechtbank heeft ook de bewindvoerder aangesteld en de verplichtingen van de verzoekers binnen de WSNP uiteengezet. De beslissing is genomen in het licht van de lange periode waarin de verzoekers al in financiële problemen verkeerden en de falende ondersteuning door de gemeente.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies – enkelvoudige kamer
insolventienummers: C/09/21/[000] R en C/09/21/[000] R
Vonnis van 7 oktober 2021
op het verzoek van:
[verzoeker],
en
[verzoekster],
beiden wonende te [adres]
[postcode en woonplaats],
verzoekers.

1.De beslissing

- De rechtbank spreekt de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit over:
[verzoeker]
geboren op [geboortedatum]-1977 te [geboorteplaats] (Turkije),
en
[verzoekster]
geboren op [geboortedatum]-1983 te [geboorteplaats] (Turkije),
beiden wonende te [adres, postcode en woonplaats].
- De rechtbank stelt vast dat alle gelegde beslagen komen te vervallen.
- De rechtbank benoemt tot rechter-commissaris: mr. R.G.C. Veneman,
en tot bewindvoerder: H.A. Thomason (Equalis Bewindvoering),
Postbus 12
3214 ZG Zuidland;
- De rechtbank draagt de bewindvoerder op om de komende dertien maanden de post van verzoekers in te zien.
  • De rechtbank bepaalt dat de bewindvoerder een voorschot op de vergoeding mag nemen volgens het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering. Dit kan alleen:
  • zolang de schuldsaneringsregelingen lopen en
  • als er genoeg geld op de boedelrekening staat.

2.Procesverloop

- Verzoekers hebben een verzoek ingediend om te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP).
- Verzoekers zijn uitgenodigd voor de zitting op 30 september 2021. Bij die uitnodiging hebben verzoekers ook het WSNP-informatieboekje gekregen.
  • Op de zitting zijn verschenen:
  • verzoekers;
- [A] (hierna [A]), schuldhulpverlener bij de gemeente Delft.

3.Beoordeling van het verzoek

Verzoekers kunnen alleen in de WSNP komen als zij te goeder trouw waren bij het ontstaan en onbetaald laten van de schulden. De rechtbank kijkt vooral naar schulden die in de afgelopen vijf jaar zijn ontstaan.
Verzoekers voldoen aan alle eisen en worden, zoals hierna nog eens overwogen, toegelaten tot de WSNP.
Verzoekers moeten zich houden aan alle verplichtingen van de WSNP, alleen dan kan de WSNP eindigen met de zogenoemde “schone lei”. De verplichtingen staan in het WSNP-informatieboekje.
Voor wat betreft de looptijd van de WSNP overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank heeft bij vonnis van vandaag het verzoek ex artikel 287a Fw om een schuldeiser te bevelen mee te werken aan een buitengerechtelijke schuldenregeling, afgewezen. Het zogenoemde dwangakkoord is afgewezen, omdat – naar de kern genomen – het voorstel onvoldoende duidelijk is gedocumenteerd. Dat het dwangvoorstel is afgewezen, is niet aan schuldenaren toe te rekenen, maar vindt direct haar oorzaak in een zeer gebrekkig schuldhulptraject van de gemeente Delft, dat zowel inhoudelijk als voor wat betreft het tijdverloop niet als deugdelijk kan worden aangemerkt.
Verzoekers hebben zich al in oktober 2016 gemeld bij de afdeling schuldhulpverlening bij de gemeente Delft. Pas ruim tweeëneenhalf jaar daarna, op 7 mei 2019, zijn brieven aan de schuldeisers gestuurd met een voorstel tot een schuldakkoord. Vragen naar aanleiding van deze brief door de grootste schuldeiser, de Belastingdienst, zijn steeds niet of niet afdoende beantwoord. Ook op de zitting (tweeëneenhalf jaar na het versturen van de aanbodbrief) was de gemeente Delft niet in staat alle vragen op dit punt te beantwoorden.
[A] heeft verklaard dat hij dit ‘dossier’ na vijf voorgangers heeft overgenomen en dat de vertraging is ontstaan, doordat de gemeente Delft met achterstanden had te kampen. Op zitting heeft [A] desgevraagd verklaard dat de zogenoemde fixatiedatum, dat is de datum waarop in principe de 36 maanden van de buitengerechtelijke schuldenregeling beginnen te lopen, begint in maart 2019. Dat betekent dat bij een succesvol akkoord (minnelijk of door de rechtbank opgelegd) voor verzoekers medio maart 2022 het schuldentraject, vijfeneenhalf jaar nadat zij zich bij de gemeente hebben gemeld, zou zijn afgerond en zij (eindelijk) aan en nieuwe start zouden kunnen beginnen.
Schuldenaren zitten al ruim tien jaar in de financiële problemen en de gemeente Delft is er de afgelopen (ruim) vijf jaar niet in geslaagd hen naar behoren te helpen door een buitengerechtelijke schuldenregeling te voltooien. In het voorstel dat ter zitting is gedaan om de buitengerechtelijke schuldenregeling nogmaals, maar nu snel en deugdelijk, te doorlopen heeft de rechtbank gelet op het traject sinds 2016 geen enkel vertrouwen.
Met uitzondering van twee vorderingen van de Belastingdienst (terugvorderingen over 2019 en 2020) zijn inmiddels alle schulden ouder dan vijf jaar. Beide verzoekers werken en er is al ruim vier jaar sprake van budgetbeheer. Er staat naar het oordeel van de rechtbank dan ook niets in de weg aan toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling.
De rechtbank overweegt, met inachtneming van de hiervoor weergegeven bijzondere omstandigheden, nog als volgt. De standaard looptijd van de schuldsaneringsregeling is door de wetgever op drie jaar gesteld. Op grond van het bepaalde in artikel 349a Fw heeft de rechtbank de bevoegdheid om deze termijn aan te passen. Zo kan bij de opheffing van een faillissement onder het gelijktijdig uitspreken van de schuldsaneringsregeling de rechtbank de looptijd van de schuldsaneringsregeling verkorten voor de duur dat in het faillissement is voldaan aan de verplichtingen die ook in de schuldsaneringsregeling gelden, zoals de afdrachtverplichting en de inspanningsverplichting. Aangenomen moet worden dat deze mogelijkheid – onder omstandigheden – ook bestaat bij een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zonder een voorafgaand faillissement.
Gelet op de bijzondere omstandigheden zoals hierboven geschetst zal de rechtbank de looptijd van de schuldsaneringsregelingen vaststellen op één jaar (in plaats van drie). Het saldo dat tijdens het schuldtraject bij de gemeente is gespaard, valt daarmee in de boedel, terwijl voor wat betreft het einde van de looptijd op deze manier zoveel mogelijk wordt aangesloten bij het eindmoment dat er bij een geslaagd schuldentraject zou zijn geweest.
Deze beslissing is genomen door mr. R.G.C. Veneman, rechter, en uitgesproken op
7 oktober 2021 in tegenwoordigheid van C.R. Cortenbach-van der Lek LL.B., griffier.