ECLI:NL:RBDHA:2021:11007
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Geloofwaardigheid van de bekering in asielprocedure
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 8 oktober 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de geloofwaardigheid van de bekering van eiser centraal stond. Eiser, een Iraanse nationaliteit, had in 2018 asiel aangevraagd na eerder met zijn familie Nederland te hebben bezocht. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen, omdat eiser volgens verweerder onvoldoende had verklaard over zijn motieven en het proces van zijn bekering tot het christendom. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet voldoende had gemotiveerd waarom de verklaringen van eiser over zijn bekering niet geloofwaardig waren. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin werd benadrukt dat verweerder moet motiveren hoe hij de verklaringen van een vreemdeling over de motieven voor en het proces van bekering weegt in relatie tot andere elementen zoals kennis van het geloof en activiteiten binnen de nieuwe geloofsovertuiging. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit vernietigd moest worden wegens strijd met de motiveringsplicht en dat verweerder een nieuw besluit moest nemen. Eiser werd in het gelijk gesteld en de rechtbank veroordeelde verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.496,-.