ECLI:NL:RBDHA:2021:11000
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing WIA-uitkering wegens gebrek aan medische onderbouwing van klachtenverergering
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 september 2021 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres, die voorheen als interieurverzorgster werkte, had zich op 3 oktober 2017 ziek gemeld en verzocht om een WIA-uitkering op basis van haar arbeidsongeschiktheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de mate van arbeidsongeschiktheid door verweerder was vastgesteld op 14,87% en later bijgesteld naar 18,85%, maar dat eiseres per 1 oktober 2019 nog steeds minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat haar recht op een WIA-uitkering uitsloot.
Eiseres voerde aan dat er geen rekening was gehouden met recente medische informatie van haar huisarts en psycholoog, en dat haar klachten in de loop der tijd waren verergerd. De rechtbank oordeelde echter dat de verzekeringsartsen zorgvuldig te werk waren gegaan en dat de rapporten voldoende duidelijk waren. De rechtbank concludeerde dat er geen medische objectieve onderbouwing was voor de verergering van de klachten van eiseres op de datum in geding. De rechtbank zag ook geen aanleiding om nadere informatie op te vragen bij de GGZ, aangezien eiseres daar slechts kort in behandeling was geweest.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, omdat de afwijzing van de WIA-uitkering door verweerder op goede gronden berustte. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de juistheid van de verzekeringsgeneeskundige beoordeling en heeft de argumenten van eiseres verworpen.