ECLI:NL:RBDHA:2021:10997

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 september 2021
Publicatiedatum
7 oktober 2021
Zaaknummer
SGR 20/2971
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing Wajong-uitkering wegens gebrek aan medische onderbouwing van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een Wajong-uitkering aan eiseres. Eiseres had op 11 november 2019 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, die door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op 29 november 2019 werd afgewezen. Het bezwaar van eiseres tegen deze afwijzing werd op 16 maart 2020 ongegrond verklaard. Eiseres stelde dat haar eerste arbeidsongeschiktheidsdag ten onrechte was vastgesteld op 1 juli 1996, en dat er een verband bestond tussen haar maag- en darmklachten en de diagnose autismespectrumstoornis. De rechtbank heeft het procesverloop en de medische rapporten van de verzekeringsartsen bestudeerd. De rechtbank concludeerde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die aanleiding gaven om de eerdere beslissing te herzien. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen zorgvuldig te werk waren gegaan en dat de medische onderbouwing voor de afwijzing van de Wajong-uitkering voldoende was. Eiseres had niet aangetoond dat de rapporten van de verzekeringsartsen niet op zorgvuldige wijze tot stand waren gekomen of dat er tegenstrijdigheden in zaten. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de afwijzing van de Wajong-uitkering.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/2971

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 september 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A.B.B. Beelaard),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: F.J. Latenstein).

Procesverloop

Bij besluit van 29 november 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) afgewezen.
Bij besluit van 16 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting via Skype heeft plaatsgevonden op 6 april 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en bepaald dat verweerder in de gelegenheid wordt gesteld een reactie van de verzekeringsarts b&b te vragen ten aanzien van de medische informatie die de rechtbank op 29 en 31 maart 2021 heeft ontvangen.
Op 6 mei 2020 heeft de rechtbank een nader rapport van de verzekeringsarts b&b ontvangen. Dit rapport is in afschrift naar eiseres toegezonden. De reactie van eiseres is op 28 juni 2021 ontvangen.
Nadat geen van partijen te kennen heeft gegeven op een nadere zitting te willen worden gehoord, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres heeft eerst op 23 mei 2011 een Wajong-uitkering aangevraagd. Na medisch onderzoek heeft verweerder deze aanvraag op 15 juli 2011 afgewezen. Eiseres heeft op 11 november 2019 opnieuw een Wajong-uitkering aangevraagd. In het kader van deze aanvraag heeft de primaire verzekeringsarts een medisch onderzoeksverslag opgesteld van eiseres op 28 november 2019. De primaire verzekeringsarts is tot de conclusie gekomen dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn ten opzichte van de beoordeling uit 2011. Vervolgens heeft verweerder het primaire besluit genomen.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd. Het bestreden besluit berust op het standpunt dat niet wordt teruggekomen op de beslissing van 15 juli 2011. Eiseres was op datum eerste arbeidsongeschiktheidsdag (1 juli 1996) niet verzekerd. Aan deze besluitvorming heeft verweerder de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) ten grondslag gelegd.
3. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Volgens eiseres is in de besluitvorming in 2011 ten onrechte haar eerste arbeidsongeschiktheidsdag gesteld op 1 juli 1996. Eiseres stelt zich op het standpunt dat het er sterk op lijkt dat (alleen) de vermoeidheidsklachten op de voorgrond hebben gestaan bij het bepalen van de eerste arbeidsongeschiktheidsdag en dat aan een autismespectrumstoornis geheel voorbij is gegaan, althans niet in de beoordeling is betrokken. Volgens eiseres is pas recentelijk meer aandacht gekomen voor de uitingswijze van autismespectrumstoornissen bij vrouwen. Kenmerk van een autismespectrumstoornis is dat deze begint op jonge leeftijd. Eiseres heeft in verband hiermee stukken overgelegd waarin staat dat zij al eerder dan 1 juli 1996 lichamelijke klachten had, waaronder maag- en darmklachten. Volgens eiseres bestaat een relatie tussen deze lichamelijke klachten en de autismespectrumstoornis. De uit pragmatische overwegingen “geprikte” eerste arbeidsongeschiktheidsdag van 1 juli 1996, gaat hieraan geheel voorbij. Naar het oordeel van eiseres is de brief van 19 september 2019 waaruit de door Parnassia gestelde diagnose van autismespectrumstoornis blijkt, dan ook wel degelijk een nieuw feit, die tot een andere uitkomst zou hebben geleid indien deze bekend zou zijn geweest en daarmee bij de beoordeling rekening zou zijn gehouden. Voorts voert eiseres aan dat zij in aanmerking dient te komen voor een Wajong-uitkering omdat haar autismespectrumstoornis aangeboren is.
4. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De rechtbank stelt voorop dat verweerder zijn besluiten over de mate van arbeidsongeschiktheid van een betrokkene mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, indien deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende duidelijk zijn. Dit betekent niet dat deze rapporten en het daarop gebaseerde besluit in beroep niet kunnen worden aangevochten. Het is echter aan de betrokkene om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat de rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, niet voldoende duidelijk zijn, dan wel dat de in de rapporten gegeven beoordeling onjuist is.
4.2.
De primaire verzekeringsarts heeft medisch onderzoek verricht en de bevindingen neergelegd in een rapport van 28 november 2019. Hij heeft de dossiergegevens bestudeerd en de ingebrachte medische informatie van Parnassia van 11 september 2019 bij zijn beoordeling betrokken. In het rapport is opgenomen dat reeds in 2011 uitgebreid onderzoek is gedaan naar een eventueel recht op een Wajong-uitkering. De primaire verzekeringsarts komt tot de conclusie dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn ten opzichte van de beoordeling uit 2011. De eerste arbeidsongeschiktheidsdag blijft gesteld op 1 juli 1996, in een niet-verzekerde periode.
4.3.
Naar aanleiding van het bezwaar heeft de verzekeringsarts b&b op 16 maart 2020 een rapport uitgebracht. De verzekeringsarts b&b heeft de dossiergegevens bestudeerd. In het rapport van de verzekeringsarts b&b staat dat de diagnose autismespectrumstoornis onder verwijzing naar de in 2011 door de primaire beoordelend verzekeringsarts opgestelde rapportages, geen nieuw medisch feit is. Feitelijk staat vast dat eiseres in 2011 ook al bekend was met een autismespectrumstoornis. Er is derhalve geen sprake van nieuwe feiten of omstandigheden.
4.4.
In beroep heeft eiseres medische informatie ingebracht waar de verzekeringsarts b&b in het rapport van 4 augustus 2020 op heeft gereageerd. In dit rapport heeft de verzekeringsarts b&b onder meer opgenomen dat, onder verwijzing naar de door de primair beoordelend verzekeringsarts in 2011 opgestelde rapportages, de brief van psychiater T. Knap van 13 mei 2011 en de op 21 juni 2011 door belanghebbende zelf ingevulde vragenlijst, het vast staat dat bij de in 2011 verrichte Wajong beoordeling bekend is geweest dat eiseres lijdt aan een autismespectrumstoornis. Volgens de toen geldende DSM IV werd het subtype Syndroom van Asperger geclassificeerd. Met de intrede van de DSM 5 wordt alleen nog een autismespectrumstoornis geclassificeerd zonder subtype Asperger. Volgens de verzekeringsarts b&b maakt dit niet dat daarmee een nieuwe nog niet eerder onderkende ontwikkelingsstoornis is vastgesteld. De verzekeringsarts b&b concludeert dat er bij het primaire besluit terecht is gesteld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die aanleiding moeten geven om terug te komen op het besluit van 15 juli 2011.
4.5.
Naar aanleiding van de door eiseres op 22 december 2020 ingebrachte stukken heeft de verzekeringsarts b&b op 23 maart 2021 een rapport opgesteld. In dit rapport heeft de verzekeringsarts b&b opgenomen dat de brief van psychiater T. de Kwant van 23 oktober 2020 een algemene strekking heeft. In de brief wordt uitgelegd waarom soms ook zeer ervaren psychiaters de diagnose autismespectrumstoornis bij vrouwen kunnen missen. De diagnose is bij eiseres echter al vele jaren geleden en al voor 2011 gesteld. De brief van de psychiater van 23 oktober 2020 bevat geen bij eiseres vóór 1 juli 1996 gedane onderzoeksbevindingen, aldus de verzekeringsarts b&b. Voorts heeft de verzekeringsarts b&b geoordeeld dat het ingebrachte verslag van manager zorg & bedrijfsvoering J. Boode en levensloop coach L. Plukaard van Boba Groep wat dit betreft ook geen ander licht op de zaak werpt, omdat het verslag geen bij eiseres vóór 1 juli 1996 gedane onderzoeksbevindingen bevat.
4.6.
Ter zitting heeft eiseres haar standpunt verduidelijkt dat de maag- en darmklachten die zij vóór 1 juli 1996, namelijk al op 31 januari 1996, ervoer, onderliggend zijn aan de autismespectrumstoornis. Volgens eiseres zijn de maag- en darmklachten ontstaan omdat eiseres overprikkeld is in het dagelijks leven en zich moet aanpassen vanwege haar autismespectrumstoornis. Juist omdat geen afwijkingen gevonden konden worden voor de maag- en darmklachten, betekent dit dat deze klachten voortkomen uit de autismespectrumstoornis. Gelet hierop stelt eiseres zich op het standpunt dat de eerste arbeidsongeschiktheidsdag dient te worden vastgesteld op 31 januari 1996. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst eiseres naar de door haar op 29 en 31 maart 2021 ingebrachte medische informatie.
4.7.
De verzekeringsarts b&b heeft hierop gereageerd in het rapport van 3 mei 2021. In dit rapport is opgenomen dat de ingebrachte medische informatie geen aanleiding geeft om de in 2011 arbitrair gestelde eerste arbeidsongeschiktheidsdag van 1 juli 1996 verder terug te zetten naar 31 januari 1996. De destijds in India ervaren buikklachten met diarree kunnen, hoewel deze na terugkomst in Nederland niet meer geobjectiveerd konden worden, in januari 1996 een gevolg zijn geweest van een in India opgelopen maagdarminfectie. Volgens de verzekeringsarts b&b is een maagdarminfectie goed behandelbaar gevolgd door vlot herstel en veroorzaakt dit geen blijvende arbeidsbelemmeringen. De internist geeft op 7 mei 1996 aan dat naar aanleiding van het verrichte onderzoek geen afwijkingen als verklaring voor de klachten kon worden gevonden. Op basis van de in India opgelopen buikklachten met diarree waarvoor eiseres op 31 januari 1996 een arts in India heeft bezocht, kan geen geobjectiveerde blijvende knik in het functioneren worden verondersteld, aldus de verzekeringsarts b&b.
4.8.
Eiseres heeft bij brief van 24 juni 2021 gereageerd op het rapport van 3 mei 2021. Volgens eiseres heeft zij sinds het begin van 1996 maag- en darmklachten en chronische vermoeidheid. Later is de diagnose autismespectrumstoornis gesteld. Volgens eiseres kan er een verband worden gelegd tussen haar lichamelijke klachten en de autismespectrumstoornis. Dit betekent dat vanaf begin 1996 bij haar ook al sprake was van een autismespectrumstoornis, aldus eiseres.
4.9.
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Zowel de primaire arts als de verzekeringsarts b&b hebben het dossier bestudeerd. Uit de medische rapporten van de verzekeringsarts b&b blijkt dat alle klachten van eiseres en alle beschikbare informatie is meegenomen in de beoordeling.
4.10.
De rechtbank ziet ook geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de verzekeringsgeneeskundige beoordeling. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de beperkingen van eiseres in voldoende mate in kaart gebracht. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat de verzekeringsarts b&b voldoende heeft gemotiveerd waarom de eerste arbeidsongeschiktheidsdag niet op 31 januari 1996 kan worden vastgesteld. De rechtbank begrijpt dat eiseres zelf haar maag- en darmklachten in verband brengt met haar autismespectrumstoornis. De rechtbank kan bij de onderhavige beoordeling echter niet uitsluitend afgaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling geldt dat niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend zijn, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, ontbreekt een medisch objectieve onderbouwing op basis waarvan een verband kan worden gelegd tussen de maag- en darmklachten waarvoor eiseres op 31 januari 1996 een arts in India heeft bezocht en de bij eiseres gestelde diagnose autismespectrumstoornis. In hetgeen eiseres naar voren heeft gebracht, ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding om van het standpunt van de verzekeringsarts b&b af te wijken. De rechtbank tekent daarbij aan dat verzekeringsartsen bij uitstek deskundig zijn te achten om aan de hand van de door een betrokkene aangegeven klachten en de beschikbare medische informatie de belastbaarheid van de betrokkene vast te stellen. Anders dan van de behandelaar is het de taak, bevoegdheid en specifieke deskundigheid van de verzekeringsartsen om de (arbeids)beperkingen vast te stellen.
4.11.
Eiseres heeft zich daarnaast op het standpunt gesteld dat een van haar lotgenoten, die minder ernstige klachten heeft dan eiseres, zonder enig probleem een Wajong-uitkering heeft ontvangen. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft eiseres een sociaal-medische beoordeling overgelegd van haar lotgenoot. Voor zover eiseres met dit standpunt een beroep wenst te doen op het gelijkheidsbeginsel, slaagt dit niet. De sociaal-medische beoordeling van haar lotgenoot is opgesteld op basis van andere medische gegevens en onderzoeksbevindingen. Reeds hierom is geen sprake van gelijke gevallen.
4.12.
Het vorenstaande betekent dat verweerder de eerste arbeidsongeschiktheidsdag van eiseres terecht en op goede gronden op 1 juli 1996 heeft vastgesteld. De beroepsgronden treffen geen doel.
5. Uit het voorgaande volgt dat verweerder naar het oordeel van de rechtbank terecht en op goede gronden de aanvraag van eiseres voor een Wajong-uitkering heeft afgewezen.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Klaus, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 september 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.