ECLI:NL:RBDHA:2021:1099
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in het bestuursrecht inzake feitelijke overdracht aan Italië
Op 9 februari 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoeker en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen zijn voorgenomen overdracht aan Italië, die op 11 februari 2021 zou plaatsvinden. Hij verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening om deze overdracht te voorkomen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek beoordeeld en vastgesteld dat het bezwaar van verzoeker geen redelijke kans van slagen heeft.
De voorzieningenrechter overweegt dat bij een verzoek om een voorlopige voorziening de kans van slagen van het bezwaar centraal staat. In dit geval is er geen bewijs dat de overdracht in strijd zou zijn met de mensenrechten, zoals artikel 3 van het EVRM. Verzoeker heeft weliswaar medische klachten aangevoerd, maar de voorzieningenrechter concludeert dat deze klachten niet voldoende zijn om aan te nemen dat de overdracht een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van verzoekers gezondheid zou veroorzaken.
Daarnaast heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat de coronamaatregelen in Italië geen belemmering vormen voor de overdracht. De Italiaanse autoriteiten zijn op de hoogte gesteld van verzoekers medische situatie en er zijn geen individuele garanties vereist. Gelet op deze overwegingen heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.