ECLI:NL:RBDHA:2021:10951

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 oktober 2021
Publicatiedatum
7 oktober 2021
Zaaknummer
rekestnummer: C/09/616401 / FT RK 21/682
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een faillissementsverzoek met betrekking tot ZYTEC B.V. en de verweerster

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 oktober 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot faillietverklaring van de besloten vennootschap ZYTEC B.V. door de verweerster, een andere besloten vennootschap gevestigd in Den Haag. Het verzoek is behandeld op drie zittingen, waarbij partijen de gelegenheid hebben gekregen om hun standpunten en bewijsstukken voor te leggen. ZYTEC stelde dat de verweerster in een toestand verkeert waarin zij heeft opgehouden te betalen, en baseerde dit op een eerder vonnis van de kantonrechter waarin de verweerster was veroordeeld tot betaling van een aanzienlijk bedrag aan ZYTEC. De verweerster betwistte echter de vordering van ZYTEC en voerde aan dat zij zelf een tegenvordering had op ZYTEC, die mondeling was overeengekomen in 2015.

De rechtbank oordeelde dat voor een faillietverklaring summierlijk moet blijken van feiten die aantonen dat de schuldenaar heeft opgehouden te betalen. De rechtbank concludeerde dat het vorderingsrecht van ZYTEC niet summierlijk was gebleken, omdat het verweer van de verweerster in hoger beroep niet op voorhand kansloos was. De rechtbank benadrukte dat de complexiteit van het geschil en de noodzaak voor een uitgebreid onderzoek in een bodemprocedure niet geschikt waren voor een faillissementsprocedure. Daarom werd het verzoek tot faillietverklaring afgewezen en werden de proceskosten gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK DEN HAAG

Team Insolventies – enkelvoudige kamer
rekestnummer: C/09/616401 / FT RK 21/682
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ZYTEC B.V.,
gevestigd te Vlaardingen,
advocaat: mr. A.H. Nierman,
heeft een verzoek ingediend strekkend tot faillietverklaring van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerster]
gevestigd te Den Haag,
advocaat mr. D.T. Mensinga.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Zytec’ en ‘[verweerster]’
Het verzoek is behandeld op 7 september 2021, 28 september 2021 en 5 oktober 2021. Bij de eerste twee gelegenheden is tot aanhouding van de behandeling besloten om partijen de gelegenheid te geven reacties voor te bereiden op ingediende stukken. Bij die gelegenheden zijn verschenen: namens Zytec, [A] en [B], bijgestaan door mr. Nierman en namens [verweerster]: [C] en [D], bijgestaan door mr. Mensinga. Op 5 oktober 2021 hebben beide advocaten pleitnotities overgelegd.

Partijen hebben de volgende stukken ingediend:

  • het verzoekschrift met producties, op 13 augustus 2021:
  • de brief van 6 september 2021 met producties, van de zijde van Zytec;
  • het verweerschrift van [verweerster] met producties;
  • de brief van 24 september 2021 met producties, van de zijde van Zytec;
  • de e-mail van 27 september 2021, van de zijde van [verweerster];
  • de e-mail van 27 september 2021, van de zijde van Zytec;
  • de brief van 28 september 2021 met producties, van de zijde van Zytec;
  • het verzoek van mr. Mensinga van 30 september 2021 om toezending van de processen-verbaal van de zittingsaantekeningen van 7 en 28 september 2021.
Uitspraak is tijdens de zitting van 5 oktober 2021 bepaald op heden.

Standpunten van partijen

Zytec stelt dat [verweerster] in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen. Zytec beroept zich daarbij op het vonnis van de kantonrechter van 25 juni 2021, dat uitvoerbaar is verklaard bij voorraad. In dit vonnis is [verweerster] veroordeeld tot betaling van € 41.704,29 te vermeerderen met rente, vanwege niet betaalde huurtermijnen. Daarnaast laat [verweerster] andere vorderingen onbetaald, en heeft zij op grond van gepubliceerde jaarcijfers uit 2019 diverse schulden tot een totaalbedrag van € 315.752, -.
[Verweerster] verzet zich tegen de faillietverklaring. Zij betwist dat zij huurpenningen verschuldigd is omdat zij diverse tegenvorderingen heeft op Zytec, onder andere een vordering van € 400.000,- Die tegenvordering van [Verweerster] op Zytec is mondeling overeengekomen in 2015 in het kader van een activa transactie, waarbij [verweerster] een pandrecht had op de activa. De verkoop van de activa is destijds schriftelijk vastgelegd met een koopprijs van € 200.000,- maar daarnaast is mondeling overeengekomen met Zytec, dat Zytec nog € 400.000,- aan [verweerster] zou betalen, hetgeen echter buiten de boeken moest blijven. [B], als bestuurder van Zytec heeft daarbij toegezegd dat [verweerster] de verplichting tot betaling van de huurschuld mocht opschorten, zolang nog geen begin was gemaakt met terugbetaling van de genoemde € 400.000,-. [Verweerster] verwijst naar de transcriptie van diverse opgenomen gesprekken en naar verklaringen die zijn afgelegd in het kader van een voorlopig getuigenverhoor. Ook beroept zij zich op een recente verklaring van [E], oud bestuurder van Zytec, en van [F], verhuurder, om deze stellingen te onderbouwen. [Verweerster] heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter van 25 juni 2021, en wenst dat de uitkomst daarvan wordt afgewacht. Zij meent goede gronden te hebben om te stellen dat zij alsnog in het gelijk wordt gesteld en dat haar beroep op verrekening met de tegenvorderingen wordt gehonoreerd. Ook betwist [verweerster] gemotiveerd het bestaan van steunvorderingen.

Beoordeling

De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening 1346/2000 van de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van [verweerster] in Nederland ligt.
Voor een faillietverklaring is vereist dat summierlijk blijkt van feiten en omstandigheden die aantonen dat de schuldenaar verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen. Dit volgt uit de artikelen 1 en 6 lid 3 van de Faillissementswet. Om deze toestand te kunnen aannemen, moet volgens vaste jurisprudentie zijn voldaan aan twee voorwaarden; (1) er moet sprake zijn van meerdere schuldeisers (pluraliteit) en (2) de schuldenaar betaalt niet meer. Indien, zoals hier, het verzoek tot faillietverklaring door een schuldeiser wordt gedaan, is daarnaast nog vereist dat summierlijk van dat vorderingsrecht is gebleken.
‘Summierlijk blijken’ betekent dat de vordering na een kort en eenvoudig onderzoek moet blijken. Voor een uitgebreid onderzoek is in een faillissementsprocedure geen plaats.
De rechtbank wijst het verzoek tot faillietverklaring af.
De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid. Van het vorderingsrecht van Zytec is niet summierlijk gebleken. Dat de uitspraak van de kantonrechter uitvoerbaar is bij voorraad doet daar niets aan af. De rechtbank komt tot dat oordeel omdat het verweer van [verweerster] in hoger beroep niet op voorhand kansloos is. Partijen zijn verwikkeld geweest in meerdere gerechtelijke procedures over het onderhavige geschil. Dat geschil is complex. Of de door [verweerster] gestelde afspraak is gemaakt, en zo ja, tussen welke partijen, en met welke inhoud, kan pas worden vastgesteld na een uitgebreid onderzoek in een bodemprocedure. [Verweerster] onderbouwt haar stellingen met verklaringen van een getuige en van een andere betrokkene en met transcripties van opgenomen gesprekken. Niet uitgesloten is dat het gerechtshof na een uitgebreid onderzoek de nog vast te stellen feiten en stellingen van partijen anders waardeert dan de rechter in eerste aanleg. Voor een dergelijk uitgebreid onderzoek is in een faillissementsprocedure geen plaats.
Op grond van het voorgaande is niet
summierlijkgebleken van een vorderingsrecht van Zytec. De vraag of sprake is van een steunvordering behoeft dan ook geen bespreking meer.
De rechtbank oordeelt dat geen sprake is van misbruik van bevoegdheid om het faillissement aan te vragen. Zytec heeft hierbij een redelijk belang, nu zij wenst dat haar vordering wordt voldaan. Er is dan ook geen aanleiding om Zytec in de kosten van de procedure te veroordelen. Dat Zytec zich niet aan procesafspraken heeft gehouden door niet binnen de gestelde termijn stukken in te dienen is evenmin een reden om haar in de kosten te veroordelen, nu [verweerster] door aanhouding van de behandeling in de gelegenheid is gesteld om te reageren op de reactie op het verweerschrift. Dat Zytec voor de laatste behandeling nog een drietal producties in het geding heeft gebracht, is geen omstandigheid die tot een ander oordeel leidt. Deze producties zijn gering in omvang. [Verweerster] is in staat geweest hierop te reageren tijdens de mondelinge behandeling op het verzoek op 5 oktober 2021.
De rechtbank ziet aanleiding de proceskosten te compenseren in die zin, dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

BESLISSING

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot faillietverklaring van [verweerster];
- compenseert de proceskosten in die zin, dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.
Gegeven door mr. W.J. Don en uitgesproken op 7 oktober 2021, in tegenwoordigheid van mr. M.J.P. Vink, griffier.
Tegen deze uitspraak kan degene die is verschenen en aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof te Den Haag.