Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], eiseres
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een minderjarige eiseres en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiseres, geboren in 2004 en van Eritrese nationaliteit, heeft een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel 'verblijf bij familie en gezin'. Deze aanvraag werd door de staatssecretaris op 24 april 2018 afgewezen, en het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 13 april 2021 kennelijk ongegrond verklaard. De eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 20 augustus 2021 was de eiseres niet aanwezig, maar werd zij vertegenwoordigd door haar gemachtigde. De staatssecretaris was ook vertegenwoordigd. De rechtbank heeft overwogen dat de eiseres geen officiële documenten heeft overgelegd die haar identiteit en de familierechtelijke relatie met haar biologische moeder onderbouwen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de afwijzing van de aanvraag niet uitsluitend op deze vaststelling berust, maar dat de eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in bewijsnood verkeert.
De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de overgelegde documenten, waaronder een handgeschreven verklaring van de moeder en een doopakte, niet voldoende bewijs opleveren voor de familierechtelijke relatie. De rechtbank heeft de werkwijze van de staatssecretaris in overeenstemming bevonden met de geldende richtlijnen en heeft geconcludeerd dat de identiteit van de biologische moeder niet bekend is, waardoor niet kan worden vastgesteld of de eiseres op het moment van binnenkomst van de referent tot diens gezin behoorde. Het beroep van de eiseres is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.