ECLI:NL:RBDHA:2021:10892

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 september 2021
Publicatiedatum
6 oktober 2021
Zaaknummer
NL21.11961
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van geloofwaardigheid van het asielrelaas van een burger van de Democratische Republiek Congo

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 september 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, een burger van de Democratische Republiek Congo, had op 2 april 2019 een asielaanvraag ingediend in Nederland. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiseres stelde dat zij in haar thuisland werkte voor het Ministerie van Binnenlandse Zaken en betrokken was bij een project dat slachtoffers van landmijnen hielp. Ze beweerde dat ze na een beschieting en ontvoering door haar chef naar Europa was gevlucht. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van eiseres over de beschieting, detentie en ontsnapping ongeloofwaardig waren, vooral omdat zij op een deelnemerslijst van een congres in Genève stond, wat niet te rijmen viel met haar asielrelaas. De rechtbank concludeerde dat de asielaanvraag terecht was afgewezen en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Eiseres had de mogelijkheid om haar verklaringen te onderbouwen, maar slaagde daar niet in. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en legde een inreisverbod op.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.11961
V-nummers: [nummer] en [nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1], eiseres,

mede namens haar minderjarige kind
[naam 2]
(gemachtigde: mr. A. Greve-Kortrijk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. I.E. Lemmers).

ProcesverloopBij besluit van 16 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL21.11962, op 27 augustus 2021 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt Burger van de Democratische Republiek Congo (DRC) te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1985. Eiseres heeft op 2 april 2019 een asielaanvraag ingediend in Nederland.
2. Eiseres heeft verklaard dat zij in haar land van herkomst werkzaam was bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken, departement Decentralisatie en Veiligheid. Zij was verbonden aan het project ‘Strijd tegen de mijnen’ en deed daarbij onderzoek naar slachtoffers van landmijnen. Het project was bedoeld om slachtoffers en hun families (financieel) te helpen. Eiseres stelt dat zij door haar chef naar een mijnenveld is gestuurd om schade vast te stellen na een explosie. Kort na aankomst op de aangewezen locatie is eiseres beschoten en ontvoerd. Volgens eiseres is dit gebeurd in opdracht van een minister. Eiseres zou verduistering van geld voor het project aan het licht hebben gebracht. Na langere tijd gevangen te hebben gezeten is eiseres met hulp van onder meer haar chef uit de gevangenis ontsnapt en op basis van een Zwitsers visum naar Europa gevlucht. Bij terugkeer naar de DRC vreest eiseres voor ontvoering, marteling en de dood.
3. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Werkzaamheden bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken;
Beschieting, detentie en ontsnapping.
4. Verweerder acht zowel de identiteit, nationaliteit en herkomst als de werkzaamheden bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken geloofwaardig. De verklaringen over de gestelde beschieting, detentie en ontsnapping acht verweerder ongeloofwaardig. Hieraan legt verweerder ten grondslag dat met die verklaringen niet is te rijmen dat eiseres met vermelding van haar functie staat vermeld op een openbare lijst van deelnemers aan een congres [1] dat van [datum] is gehouden in Genève, Zwitserland. Nu eiseres kennelijk nog in dienst is geweest bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken in [datum] en zich in vrijheid bevond om zich aan te melden en deel te nemen aan een buitenlands congres, wordt geen waarde gehecht aan de verklaringen van eiseres over de beschieting, detentie en ontsnapping. De verklaring van eiseres in reactie op deze tegenwerping, dat haar chef ‘mogelijk’ haar naam op de deelnemerslijst heeft gezet, is niet onderbouwd en kan enkel als aanname of vermoeden worden gezien. Verweerder overweegt verder dat de visumaanvraag valt binnen het tijdvak van het congres. Uit openbare informatie van de Zwitserse ambassade te Kinshasa volgt dat visumaanvragen enkel in persoon worden behandeld en dat het ongeveer vijftien dagen duurt voordat op een visumaanvraag is beslist. Eiseres wordt dan ook niet gevolgd in haar verklaring dat een collega het visum voor haar heeft aangevraagd. De visumaanvraag rijmt evenmin met de verklaringen van eiseres omtrent haar gestelde detentie en ontsnapping. De asielaanvraag wordt, gezien de kennelijk valse en duidelijk onwaarschijnlijke en tegenstrijdige verklaringen, afgewezen als kennelijk ongegrond.
5. Eiseres stelt zich op het standpunt dat het bestreden besluit onzorgvuldig en onvoldoende gemotiveerd tot stand is gekomen, omdat eiseres tijdens het gehoor niet is geconfronteerd met onderwerpen die bij het voornemen voor het eerst aan de orde zijn gesteld. Eiseres voert verder aan dat het feit dat zij op een deelnemerslijst staat nog niet maakt dat zij een actuele, fysieke deelnemer is geweest. De deelnemerslijst is hooguit een bevestiging van het asielrelaas van eiseres, door de aanmelding bij het congres heeft zij een visum verkregen en haar chef – die haar geholpen heeft – staat ook op de deelnemerslijst. Eiseres stelt zich daarnaast op het standpunt dat verweerder in het kader van de samenwerkingsverplichting navraag had dienen te doen bij de Finse autoriteiten over de datum van inreis en bij de Zwitserse autoriteiten met betrekking tot de visumaanvraag. De in de zienswijze aangehaalde passage over corruptie is bedoeld om het relatief gemakkelijke vertrek van eiseres te onderbouwen. Tot slot stelt eiseres dat het inreisverbod ten onrechte is opgelegd.
6. De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid doordat zij pas in het voornemen is geconfronteerd met tegenstrijdigheden. Het is aan de vreemdeling om zo volledig mogelijk en naar waarheid te verklaren over de redenen van de asielaanvraag. Verklaringen die tegenstrijdig zijn aan wat uit andere objectieve bronnen bekend is of wordt, mogen worden tegengeworpen als ongeloofwaardig. Daarbij is verweerder niet beperkt tot dat wat tijdens de gehoren ter sprake is gekomen. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat eiseres de gelegenheid heeft gehad om in de zienswijze te reageren op de tegenwerpingen in het voornemen. Eiseres heeft van deze gelegenheid ook gebruik gemaakt.
7. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat er geen waarde wordt gehecht aan de verklaringen van eiseres over de beschieting, detentie en ontsnapping, nu vaststaat dat eiseres is vermeld op de deelnemerslijst van een congres in Genève, Zwitserland begin april. Verweerder heeft hieruit kunnen afleiden dat eiseres ook op het congres aanwezig is geweest. Gelet op de door verweerder genoemde algemeen toegankelijke informatie van de Zwitserse ambassade te Kinshasa heeft verweerder verder kunnen aannemen dat de visumaanvraag van eiseres niet rijmt met haar asielrelaas. Een en ander doet op voorhand afbreuk aan de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiseres. Het ligt daarom op de weg van eiseres om haar verklaringen alsnog aannemelijk te maken.
8. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat de nadere verklaringen van eiseres berusten op niet onderbouwde stellingen en aannames. Voor zover eiseres heeft gesuggereerd dat haar inreis in Finland in april 2013 alsnog kan onderbouwen dat zij niet aanwezig is geweest op het congres in Zwitserland, valt niet op voorhand in te zien dat eiseres niet zou kunnen toelichten wanneer zij daar precies is ingereisd. Ook is niet gebleken dat zij deze informatie niet alsnog zou kunnen verstrekken aan de hand van (door haar op te vragen) gegevens uit haar asielprocedure in Finland. Voor zover eiseres stelt dat de Zwitserse autoriteiten destijds op basis van een (algemene) machtiging visa verleenden aan haar werkgever, valt niet in te zien waarom zij niet heeft getracht om dit door de Zwitserse autoriteiten te laten bevestigen. De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat verweerder in dit geval op grond van de samenwerkingsverplichting gehouden is om nader onderzoek te doen.
9. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het is beleid van verweerder [2] om in die gevallen aan de vreemdeling een vertrektermijn te onthouden. Niet is gebleken dat dat in dit geval onredelijk is. Nu aan eiseres geen vertrektermijn wordt gegund is verweerder gehouden om haar een inreisverbod op te leggen. [3]
10. Het beroep is ongegrond. Er is geen aanleiding voor proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr.N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Genaamd: 'International Meeting of Mine Action National Program and UN Advisor'.
2.Op grond van artikel 62, tweede lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000, neergelegd in paragraaf A3/3.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
3.Op grond van artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000.