ECLI:NL:RBDHA:2021:10890

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 oktober 2021
Publicatiedatum
6 oktober 2021
Zaaknummer
NL21.5900
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse eiseres wegens onvoldoende gegronde vrees voor vervolging en ernstige schade

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 oktober 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse eiseres. De eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, waarbij zij stelde dat zij in Nigeria problemen had ondervonden met het geheime Ogboni-genootschap, dat haar echtgenoot had vermoord en haar dochter had ontvoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het asielrelaas van eiseres geloofwaardig is, maar dat de vrees voor vervolging niet voldoende is onderbouwd. De rechtbank oordeelt dat de eiseres geen reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Nigeria, omdat de relevante elementen van haar verhaal niet zijn te herleiden tot de gronden van het Vluchtelingenverdrag. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de algemene veiligheidssituatie in Nigeria niet zodanig is dat de eiseres een reëel risico loopt op ernstige schade. De rechtbank heeft het beroep van de eiseres ongegrond verklaard en de afwijzing van de verblijfsvergunning door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid bevestigd. De eiseres heeft wel uitstel van vertrek gekregen op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.5900

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres], eiseres,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. K.S. Kort),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. de Jong).

Procesverloop

Bij besluit van 23 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond. Daarnaast heeft verweerder ambtshalve bepaald dat eiseres niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Verweerder heeft aan eiseres wel uitstel van vertrek verleend op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft het beroep op 29 september 2021 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Tevens is verschenen [naam], een vriendin van eiseres. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiseres stelt van Nigeriaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum eiseres]. Eisers heeft op 29 november 2019 de onderhavige asielaanvraag ingediend. Daaraan legt eiseres ten grondslag dat zij in Nigeria problemen heeft ondervonden met het geheime Ogboni-genootschap, waarbij onder andere haar echtgenoot is vermoord en haar dochter is ontvoerd. Ook heeft eiseres problemen gehad met de familie van haar overleden echtgenoot. Gelet daarop stelt eiseres dat haar leven in Nigeria niet veilig is. Eiseres vreest bovendien te worden gedood door Boko Haram of de Fulani-herders.
2. Volgens verweerder bevat het asielrelaas van eiseres de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- moord op echtgenoot door leden van het geheime Ogboni-genootschap en daarop volgende vlucht;
- problemen met de familie van haar echtgenoot.
Verweerder heeft alle genoemde elementen geloofwaardig geacht. Verweerder vindt echter dat eiseres geen gegronde vrees heeft voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag, omdat de geloofwaardig geachte relevante elementen niet zijn te herleiden tot één van de gronden van het verdrag. Verweerder vindt daarnaast dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade. Eiseres komt daarom niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw.
Eiseres heeft wel uitstel van vertrek gekregen op grond van artikel 64 Vw. Bij beschikking van 7 juni 2021 heeft verweerder de ambtshalve beoordeling om toepassing van artikel 64 van de Vw afgewezen.
Beoordeling
Vaststelling relevante elementen
3. Eiseres voert in beroep aan dat verweerder het voortdurende gevaar en de dreiging vanuit de Ogboni-gemeenschap ten onrechte niet als zelfstandig element heeft aangemerkt. Ook heeft verweerder de toenemende onveiligheid in Nigeria, in het bijzonder voor alleenstaande vrouwen zonder netwerk, ten onrechte niet als relevant element aangemerkt, aldus eiseres.
3.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder het gestelde voortdurende gevaar en de dreiging vanuit de Ogboni-gemeenschap terecht niet als afzonderlijk relevant element heeft aangemerkt. Verweerder heeft deze gestelde dreiging immers inhoudelijk beoordeeld onder het element “moord op echtgenoot door leden van het geheime Ogboni-genootschap en daarop volgende vlucht”. Dat de formulering van het relevante element invloed heeft gehad op de beoordeling, ziet de rechtbank niet. Verweerder heeft zich niet beperkt tot een beoordeling van de moord op de echtgenoot van eiseres, maar heeft zich bijvoorbeeld ook uitgelaten over de stelling van eiseres dat het Ogboni-genootschap nog steeds naar haar op zoek is. De stelling van eiseres ter zitting dat er te weinig aandacht is geschonken aan het voortdurende gevaar dat zij in Nigeria liep, volgt de rechtbank niet. Bij de vaststelling van de relevante elementen en de beoordeling daarvan moet verweerder de verklaringen van de vreemdeling als uitgangspunt nemen. Eiseres heeft zelf weinig concreets verklaard over de periode ná de moord op de echtgenoot, zodat verweerder daar ook niet uitgebreider op hoefde in te gaan dan hij nu heeft gedaan.
3.2.
Wat betreft het betoog van eiseres over de gestelde toenemende onveiligheid in Nigeria, in het bijzonder voor alleenstaande vrouwen zonder netwerk, overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank stelt voorop dat eiseres tijdens het nader gehoor zelf niets heeft verklaard over haar positie als alleenstaande vrouw in Nigeria. Ook in de correcties en aanvullingen heeft eiseres daarover niets naar voren gebracht. Reeds daarom heeft verweerder de positie van eiseres als alleenstaande vrouw terecht niet betrokken bij de vaststelling van de relevante elementen. Wel heeft eiseres verklaard dat zij vreest voor Boko Haram en de Fulani-herders. Verweerder stelt echter terecht dat het in dit kader ontbreekt aan gebeurtenissen die zich in het land van herkomst hebben voorgedaan. Eiseres heeft immers verklaard dat zij niet eerder problemen met de hiervoor genoemde groeperingen heeft ondervonden. Ook is geen sprake van gegevens die zien op de persoon van eiseres. Er zijn in het kader van de gestelde toenemende onveiligheid in Nigeria dan ook geen relevante elementen vast te stellen die verweerder op geloofwaardigheid had moeten beoordelen. Nu verweerder wel inhoudelijk heeft beoordeeld of eiseres op grond van de door haar gestelde vrees voor Boko Haram en de Fulani-herders een reëel risico loopt op ernstige schade, kan het betoog van eiseres hoe dan ook nergens toe leiden.
3.3.
De beroepsgrond faalt.
Vrees – Ogboni-genootschap
4. Eiseres betoogt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat uit de problemen met het Ogboni-genootschap geen gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade kan worden afgeleid. Ter onderbouwing wijst eiseres op passages uit het rapport “Nigeria: Ogboni society, including structure, rituals, ceremonies, and current status; membership and the consequences of refusing to join or trying to leave; relationship with police and judicial authorities (2017-April 2019)” van de Research Directorate, Immigration and Refugee Board of Canada van 20 juni 2019 (hierna: rapport van de Canadese immigratiedienst) en het rapport “Country of Origin Information Report: Nigeria – Targeting of Individuals” van de EASO van november 2018 (hierna: EASO-rapport).
4.1.
Niet in geschil is dat de door eiseres gestelde vrees voor het Ogboni-genootschap niet is te herleiden tot één van de gronden van het Vluchtelingenverdrag. Reeds daarom stelt verweerder terecht dat eiseres geen gegronde vrees heeft voor vervolging in de zin van dat verdrag.
4.2.
De rechtbank zal daarom alleen inhoudelijk beoordelen of verweerder zich terecht en voldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij een reëel risico loopt op ernstige schade.
4.3.
De rechtbank stelt voorop dat verweerder het relevante element omtrent het Ogboni-genootschap geloofwaardig heeft geacht en dus ook geloofwaardig heeft geacht dat eiseres heeft geweigerd toe te treden tot het Ogboni-genootschap (nader gehoor, p. 8) en dat dit genootschap de echtgenoot van eiseres heeft vermoord en het kind van eiseres heeft ontvoerd. Daarmee is eiseres in het verleden blootgesteld aan ernstige schade (zie paragraaf C2/3.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000, hierna: Vc). Op grond van artikel 31, vijfde lid, van de Vw is dit een duidelijke aanwijzing dat het risico op ernstige schade reëel is, tenzij er goede redenen zijn om aan te nemen dat die ernstige schade zich niet opnieuw zal voordoen. In het geval van eiseres heeft verweerder terecht aangenomen dat dergelijke goede redenen aan de orde zijn.
4.3.1.
Verweerder stelt daartoe terecht dat de hiervoor genoemde ernstige schade meer dan twintig jaar geleden heeft plaatsgevonden en dat nieuwe problemen zijn uitgebleven.
Uit de verklaringen van eisers blijkt wel dat nadien het Ogboni-genootschap naar haar op zoek bleef. Vlak nadat eiseres heeft verklaard dat zij weigerde lid te worden van het Ogboni-genootschap, heeft zij immers verklaard dat zij “ze” zag lopen op de boerderij en dat zij daar de hele dag bleven staan (nader gehoor, p. 7). Omdat verweerder alle relevante elementen geloofwaardig heeft geacht, stelt verweerder ten onrechte dat eiseres de zoektocht naar haar slechts ‘baseert’ op een waarschuwing van haar overleden vader en het feit dat er na het incident meerdere malen ‘mensen’ op de boerderij zijn geweest. Desondanks stelt verweerder terecht dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij nog steeds te vrezen heeft voor het Ogboni-genootschap, omdat zij uiteindelijk is gevlucht naar een andere boerderij in Edo State, waar zij geen daadwerkelijke problemen meer heeft ondervonden. Dat eiseres is verhuisd binnen Edo State terwijl haar juist zou zijn afgeraden om daar te blijven, doet verder afbreuk aan het gestelde reële risico op ernstige schade. Hoewel eiseres heeft verklaard dat er na de verhuizing een Ogboni-lid vlakbij woonde en dat eiseres niet in de boerderij sliep zodat zij niet gepakt kon worden, is het nooit tot incidenten of dreigementen gekomen. Eiseres lijkt in beroep te stellen dat zij ook na haar verhuizing heeft ervaren dat Ogboni-leden naar haar op zoek waren, maar dat leest de rechtbank niet terug in het nader gehoor, dan wel de correcties en aanvullingen daarop. Verweerder wijst er terecht op dat gelet op het grote tijdsverloop en het uitblijven van nieuwe incidenten eiseres er niet in is geslaagd aannemelijk te maken dat zij nog steeds heeft te vrezen voor het Ogboni-genootschap. Eiseres heeft verder met haar verklaringen ook niet geconcretiseerd waarom zij – ondanks het voorgaande – juist nu nog steeds voor het genootschap heeft te vrezen.
Wat betreft de rol van de ex-schoonfamilie stelt verweerder verder terecht dat niet is gebleken dat eiseres daadwerkelijk door haar ex-schoonfamilie bedreigd wordt, anders dan dat zij vermoedt dat zij ziek is geworden door toedoen van de vrouw van de broer van de voormalige echtgenoot van eiseres. Hoewel verweerder ten onrechte stelt dat eiseres haar vrees voor de familie niet heeft geconcretiseerd – zij heeft immers verklaard dat zij vreest dat de familie haar naar het Ogboni-genootschap zal brengen, gedwongen zal worden zich daarbij aan te sluiten en bij weigering zal worden vermoord – maakt die enkele gestelde vrees nog niet dat eiseres een reëel risico loopt op ernstige schade.
4.3.2.
Bij het voorgaande is van belang dat verweerder terecht stelt dat uit de overgelegde openbare landeninformatie blijkt dat het Ogboni-genootschap nu minder wijdverspreid is en dat het minder invloed heeft dan vroeger.
Zo volgt uit het rapport van de Canadese immigratiedienst dat bronnen aangeven dat de invloed van het Ogboni-genootschap de afgelopen decennia is afgenomen. Traditionele geloofssystemen, zoals de Ogboni, maken plaats voor andere religies, aldus een andere bron in het rapport. Uit het rapport blijkt ook dat het Ogboni-genootschap niet compleet is verdwenen, maar wel minder belangrijk is dan in het verleden. Dat uit het rapport ook blijkt dat er ook recent nog gewelddadige handelingen van het Ogboni-genootschap zijn gedocumenteerd, doet niet af aan die verminderde aanwezigheid en invloed. Daarbij komt dat die gewelddadigheden vooral zien op personen die uit het Ogboni-genootschap willen stappen of kinderen van Ogboni-leden die weigeren tot het genootschap toe te treden. Daarvan is in het geval van eiseres geen sprake. Weliswaar heeft ‘the sociologist’ verklaard dat er onder andere in Benin (Edo State) en een aantal van de landelijke gebieden een sterke aanwezigheid van de Ogboni-praktijk is, maar verweerder wijst terecht naar de passage in het rapport waaruit blijkt dat de Canadese missie niet bekend was met geloofwaardige recente gevallen van moord of aanvallen door het Ogboni-genootschap op Nigerianen.
Ook uit het EASO-rapport volgt dat het Ogboni-genootschap minder invloed heeft dan vroeger (p115). Dat één bron het Ogboni-genootschap een grotere rol toeschrijft dan andere bronnen, omdat Ogboni-leden vaak onderdeel uitmaken van de elite werkend bij de politie, justitie en andere overheidsinstellingen, maakt nog niet dat in het geval van eiseres ook aannemelijk is dat zij gewelddadigheden zullen toepassen en eiseres zullen dwingen lid te worden van het Ogboni-genootschap. Uit het EASO-rapport blijkt dat mensen in het algemeen vrijwillig lid worden. Sociale druk en intimidatie om lid te worden kan wel bestaan als de persoon ‘personal knowledge of het Ogboni’ heeft, zoals bij eiseres mogelijk kan worden verondersteld, maar de makers van het rapport hebben geen recente informatie gevonden waarin sprake was van zulke gevallen (p117).
4.4.
Al het voorgaande in samenhang bezien heeft verweerder zich terecht en voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij op grond van haar vrees voor het Ogboni-genootschap een reëel risico loopt op ernstige schade.
4.5.
De beroepsgrond faalt.
Vrees – Algemene veiligheidssituatie
5. Eiseres voert aan dat zij gelet op de algemene veiligheidssituatie in Nigeria een gegronde vrees voor vervolging heeft, dan wel een reëel risico op ernstige schade loopt. Daarbij wijst eiseres op de strijd tussen de Fulani-herders en boeren, het conflict-gerelateerd geweld door Boko Haram en de positie van vrouwen in Nigeria. In het geval van eiseres is sprake van risico-vergrotende omstandigheden, zoals de omstandigheid dat zij weduwe is. Ter onderbouwing wijst eiseres op passages uit het Algemeen Ambtsbericht Nigeria van maart 2021 en het eerder genoemde EASO-rapport.
5.1.
Ook hier is niet in geschil dat de door eiseres gestelde vrees niet is te herleiden tot één van de gronden van het Vluchtelingenverdrag. Reeds daarom stelt verweerder terecht dat eiseres geen gegronde vrees heeft voor vervolging in de zin van dat verdrag.
5.2.
De rechtbank zal daarom alleen inhoudelijk beoordelen of verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij een reëel risico loopt op ernstige schade.
5.3.
Allereerst is niet gebleken dat er in Nigeria thans sprake is van een zodanige mate van geweld dat er zwaarwegende gronden bestaan om aan te nemen dat een burger die terugkeert naar Nigeria aldaar enkel door zijn of haar aanwezigheid een reëel risico loopt het slachtoffer te worden van dat geweld. Uit het door eiseres genoemde Algemeen Ambtsbericht blijkt weliswaar dat de regio waar zij vandaan komt het hoogste geweldsniveau van Nigeria heeft, maar dat maakt nog niet dat sprake van een ernstige en individuele bedreiging van het leven of de persoon van een burger als gevolg van willekeurig geweld in het kader van een internationaal of binnenlands gewapend conflict, zoals bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn.
5.4.
Nu verder niet is gebleken dat eiseres tot een groep behoort die systematisch wordt blootgesteld aan ernstige schade en ook niet is gebleken dat zij tot een kwetsbare minderheidsgroep behoort, moet uit de door eiseres naar voren gebrachte specifieke individuele kenmerken blijken dat zij een reëel risico op ernstige schade loopt. Zoals verweerder terecht stelt, heeft eiseres nooit problemen ondervonden met Boko Haram of de Fulani-herders. Ook is niet gebleken dat Boko Haram of de Fulani-herders het specifiek op eiseres hebben voorzien. Eiseres heeft in het nader gehoor niet geconcretiseerd waarom juist zij voor hen heeft te vrezen. Eiseres heeft haar vrees alleen geïndividualiseerd door te verklaren dat Boko Haram en de Fulani-herders mensen doden op boerderijen, en dat zij ook op een boerderij woont. Ook hebben “ze” in de wijk van eiseres veel mensen vermoord en hebben ze vrouwen verkracht. Pas in de zienswijze heeft eiseres persoonlijke omstandigheden aangevoerd waarom juist zij een reëel risico loopt op ernstige schade. Daartoe stelt zij dat uit het EASO-rapport blijkt dat gender-gerelateerd geweld veel voorkomt in Nigeria en dat er in het geval van eiseres sprake is van risico-vergrotende omstandigheden, die zij vervolgens uiteenzet. Verweerder stelt terecht dat eiseres daarmee haar vrees niet heeft geconcretiseerd. Uit het EASO-rapport blijkt immers niet direct dat eiseres met door haar genoemde omstandigheden, zoals het feit dat zij 71 jaar, analfabeet is, geen netwerk heeft en met een slechte gezondheid kampt, een reëel risico loopt slachtoffer te worden van Boko Haram of de Fulani-herders. Met de verwijzing naar het Algemeen Ambtsbericht stelt eiseres in beroep terecht dat de positie van vrouwen in Nigeria kwetsbaar is en dat weduwen extra kwetsbaar zijn, maar dit is – afgezet tegen het feit dat eiseres 60 jaar lang in Nigeria heeft gewoond zonder enig gender-gerelateerd geweld te hebben ervaren en zonder dat eiseres hier iets over heeft gezegd tijdens het nader gehoor – onvoldoende om van een geïndividualiseerd reëel risico op ernstige schade te kunnen spreken.
5.5.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij op grond van de algemene veiligheidssituatie in Nigeria een reëel risico loopt op ernstige schade.
5.6.
De beroepsgrond faalt.
6. De rechtbank komt niet toe aan het betoog van eiseres ter zitting dat uit WBV 2021/10 volgt dat verweerder aanneemt dat het in Nigeria in het algemeen niet mogelijk is om bescherming te verkrijgen van de autoriteiten en/of internationale organisaties en dat er geen binnenlands beschermingsalternatief aanwezig is voor (minderjarige) vrouwen die aannemelijk hebben gemaakt dat zij hebben te vrezen voor (seksuele) geweldpleging en/of genitale verminking. Zoals uit paragraaf C2/3.4 van de Vc volgt, komt de beoordeling van de bescherming van de vreemdeling pas aan de orde
nadatis vastgesteld dat die vreemdeling een gegronde vrees voor vervolging heeft of een reëel risico loopt op ernstige schade. Daarvan is hier geen sprake.
Tussenconclusie
7. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vw.
Verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd
8. Eiseres betoogt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat zij niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van artikel 3.6ba, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb). Verweerder heeft niet alle van belang zijnde omstandigheden bij zijn oordeel betrokken.
8.1.
Op grond van artikel 3.6ba van het Vb kan verweerder ambtshalve een verblijfsvergunning regulier verstrekken indien sprake is van een schrijnende situatie die gelegen is in een samenstel van bijzondere omstandigheden die de vreemdeling betreffen. Dit is een ‘kan-bepaling’ en dus een discretionaire bevoegdheid. Uit paragraaf B11/2.5 van de Vc volgt dat verweerder daar terughoudend gebruik van maakt. Omdat verweerder op grond van het beleid alleen een vergunning verleent indien de schrijnende situatie is gelegen in een samenstel van bijzondere omstandigheden die zich
in Nederlandvoordoen, heeft verweerder de omstandigheden die zien op de gestelde kwetsbaarheid in Nigeria niet hoeven te betrekken. Nu uit het beleid volgt dat verweerder geen vergunning verleent als het samenstel van omstandigheden te zeer verband houdt met (één van) de in artikel 3.4, eerste lid, Vb genoemde beperkingen, heeft verweerder ook de medische omstandigheden niet hoeven te betrekken. Verweerder heeft de door eiseres genoemde medische situatie reeds betrokken in het kader van een artikel 64-procedure. Verweerder heeft zich voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat de overige door eiseres genoemde omstandigheden op zichzelf en in samenhang bezien niet schrijnend zijn. De beroepsgrond faalt.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E. Bos, rechter, in aanwezigheid van mr.R. Groeneveld, griffier.
De uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.