ECLI:NL:RBDHA:2021:10881

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 oktober 2021
Publicatiedatum
6 oktober 2021
Zaaknummer
C/09/617582 / KG RK 21-1081
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk wegens te lange wachttijd na zitting

Op 4 oktober 2021 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van de Vereniging tot behoud leefkwaliteit Roode Leeuwpoort, gevestigd te Delft. Het verzoekster, vertegenwoordigd door P.H.M.E. van de Ven en A. Kraaij, vroeg om wraking van mr. D.A.J. Overdijk, rechter in deze rechtbank. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechter niet onpartijdig was tijdens de zitting van 18 februari 2020, waar verzoekster vond dat zij niet de kans kreeg om haar standpunten toe te lichten en dat de rechter onvriendelijk en hooghartig optrad. De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectieve aanwijzingen zijn voor partijdigheid. De verzoekster had echter meer dan anderhalf jaar gewacht met het indienen van het wrakingsverzoek na de zitting, wat volgens de wrakingskamer te lang was. Zelfs als de brief van 31 juli 2020 als een wrakingsverzoek zou worden beschouwd, was dit verzoek niet tijdig gedaan. De wrakingskamer verklaarde verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek en bepaalde dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2021/63
zaak- /rekestnummer: C/09/617582 / KG RK 21-1081
Beslissing van 4 oktober 2021
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
de Vereniging tot behoud leefkwaliteit Roode Leeuwpoort,
gevestigd te Delft,
hierna te noemen: verzoekster,
gemachtigden: P.H.M.E. van de Ven en A. Kraaij,
strekkende tot de wraking van
mr. D.A.J. Overdijk,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.
Belanghebbenden in deze procedure zijn:
[belanghebbende sub 1] en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 2 september 2021;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 18 februari 2020.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling zijn [vertegenwoordiger 1 van verzoekster] en [vertegenwoordiger 2 van verzoekster] namens verzoekster verschenen.
1.3
De rechter heeft kort voorafgaand aan de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek laten weten dat zij niet op de mondelinge behandeling kon verschijnen. De wrakingskamer heeft geen standpunt van de rechter vernomen over het verzoek tot wraking.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummers SGR 18/7870 en SGR 19/4353 tussen verzoekster en belanghebbenden.
2.2.
Verzoekster heeft blijkens het schriftelijke verzoek en de toelichting tijdens de mondelinge behandeling het volgende aan haar verzoek ten grondslag gelegd. Op 18 februari 2020 vond in de hoofdzaak een zitting plaats. Het was volgens verzoekster direct duidelijk dat de rechter verzoekster niet goed gezind was. De rechter besteedde veel tijd aan de door belanghebbende(n) gestelde niet-ontvankelijkheid van verzoekster en gaf verzoekster weinig tot geen kans om haar standpunten toe te lichten. De rechter kon geen enkel begrip opbrengen voor de zienswijzen en emoties van verzoekster en ze wees verzoekster op een bijzonder onvriendelijke en hooghartige wijze steeds terecht. De raadsman van de wederpartij kreeg daarentegen alle ruimte om zijn standpunt naar voren te brengen.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren.
3.2.
Het verzoek moet bovendien worden gedaan zodra de omstandigheden die daarvoor aanleiding hebben gegeven zich hebben voorgedaan. Na indiening van het verzoek wordt de procedure direct geschorst. Zo wordt voorkomen dat de rechter proceshandelingen verricht gedurende een periode waarvan later wordt vastgesteld dat hij toen niet over de vereiste onpartijdigheid beschikte. Ook is beoogd onnodige vertraging van de rechtspleging te voorkomen.
3.3.
De door verzoekster aangevoerde omstandigheden hebben zich voorgedaan op de zitting van 18 februari 2020. Verzoekster heeft bij brief van 31 juli 2020 kenbaar gemaakt dat zij een wrakingsverzoek zou indienen als de rechter in deze zaak uitspraak zou moeten doen. Het wrakingsverzoek is uiteindelijk ingediend op 2 september 2021. Verzoekster heeft desgevraagd te kennen gegeven dat ter zitting is afgesproken dat een mediationtraject zou worden gestart en dat zij had gehoopt dat een uitspraak van de rechter niet nodig zou zijn als de mediation zou slagen. De mediation is echter niet van de grond gekomen. Verzoekster stelt dat zij pas in augustus 2021 heeft vernomen dat de rechter uitspraak zou doen. Daarop heeft zij haar wrakingsverzoek ingediend.
3.4.
De wrakingskamer overweegt als volgt. De door verzoekster gestelde gedragingen van de rechter, waarop het wrakingsverzoek is gebaseerd, hebben zich voorgedaan op de zitting van 18 februari 2020. Verzoekster heeft na de zitting meer dan anderhalf jaar gewacht voordat zij een wrakingsverzoek indiende. Dat is te lang. Ook als de brief van 31 juli 2020 zou moeten worden aangemerkt als een wrakingsverzoek, is dat verzoek niet tijdig gedaan. Verzoekster kan dan ook niet worden ontvangen in het verzoek. Aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek komt de wrakingskamer daarom niet toe.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
• verzoekster;
• de belanghebbenden;
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. S.M. Krans, J. Brandt en S.E. Postema in tegenwoordigheid van de griffier mr. I.B. van Angeren en in het openbaar uitgesproken op 4 oktober 2021.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.