ECLI:NL:RBDHA:2021:10880

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 oktober 2021
Publicatiedatum
6 oktober 2021
Zaaknummer
AWB 20/8671
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsdocument EU/EER op basis van tegenstrijdige verklaringen en vermoedens van misbruik van de Verblijfsrichtlijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een Azerbeidzjaan, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had op 17 januari 2020 een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument EU/EER, gebaseerd op zijn relatie met een Poolse gemeenschapsonderdaan, referente. De aanvraag werd afgewezen op 8 mei 2020, en het bezwaar daartegen werd op 27 oktober 2020 ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser en referente tegenstrijdige verklaringen hebben afgelegd over hun relatie en dat verweerder terecht een onderzoek heeft ingesteld naar de echtheid van deze relatie. De rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende bewijs heeft geleverd dat er aanwijzingen zijn dat referente een relatie heeft met een andere man, genaamd [A], en dat eiser en referente niet consistent hebben verklaard over belangrijke aspecten van hun relatie. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvraag terecht is, omdat eiser het huwelijk met referente is aangegaan met als doel om gebruik te maken van het recht op vrij verkeer en verblijf, wat niet de bedoeling van de Verblijfsrichtlijn is.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/8671

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiser] eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. T. Sönmez),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. Y.D. Ancion).

Procesverloop

Bij besluit van 8 mei 2020 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor een verblijfsdocument EU/EER afgewezen.
Bij besluit van 27 oktober 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Omdat geen van de partijen, nadat zij zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord, heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van dit recht, heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser, geboren op [geboortedag 1] 1996 en van Azerbeidzjaanse nationaliteit, heeft op 17 januari 2020 een verblijfsdocument EU/EER aangevraagd, omdat hij op basis van zijn gestelde relatie met een gemeenschapsonderdaan, [referente] (hierna: referente), geboren op [geboortedag 2] 1995 en van Poolse nationaliteit, in Nederland wil verblijven. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiser niet als een gezinslid van een gemeenschapsonderdaan is aan te merken.
Op 28 mei 2020 is eiser met referente in het huwelijk getreden. Partijen verschillen nu van mening of eiser op grond van dit huwelijk in aanmerking voor een verblijfsdocument EU/EER komt. Verweerder heeft in het bestreden besluit aan de hand van verschillende (vakantie)foto’s en berichten van referente op Facebook, geconcludeerd dat er aanwijzingen zijn dat referente niet met eiser, maar met een andere man genaamd [A] , een relatie heeft. Gelet hierop en op de tegenstrijdige verklaringen van eiser en referente in het gehoor van
16 september 2020, heeft verweerder de afwijzing van de aanvraag gehandhaafd omdat eiser het huwelijk met referente is aangegaan met als enig doel het recht op vrij verkeer en verblijf te kunnen genieten, op welk recht eiser anders geen aanspraak zou kunnen maken.
Wat vinden eiser en verweerder in beroep?
2. Eiser vindt dat verweerder de feiten niet zorgvuldig heeft vastgesteld en dat er geen aanleiding bestond om zo’n vergaand onderzoek naar zijn relatie met referente te verrichten. Verweerder heeft aan de tegenstrijdige verklaringen van eiser en referente ten onrechte een te zwaar gewicht toegekend. Het is ook onjuist dat referente een relatie met [A] heeft. [A] is een wederzijdse vriend van eiser en referente, en heeft dit in een schriftelijke verklaring van 16 november 2020 bevestigd.
3. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder deugdelijk heeft gemotiveerd dat het instellen van een onderzoek naar de relatie van eiser met referente, op een gegrond vermoeden van misbruik van de Verblijfsrichtlijn [1] is gebaseerd. Verweerder heeft in het bestreden besluit uiteengezet welke factoren (ervarings- en individuele indicatoren) tot dat onderzoek hebben geleid. Eiser ontkent de aanwezigheid van deze factoren niet. Verweerder heeft verder voldoende voorbeelden aangedragen dat eiser en referente over essentiële onderdelen van hun relaas tegenstrijdig hebben verklaard, zoals over de relatie(s) van referente, de samenwoning, het dagelijks leven, het werk van referente en het (gebrek aan) werk van eiser. Eiser en referente hebben niet aannemelijk gemaakt dat van hen niet zou mogen worden verwacht om op de voornoemde onderwerpen gelijkluidend te verklaren. Daarnaast heeft verweerder met de in het bestreden besluit aangehaalde berichten en foto’s uit het facebookaccount van referente voldoende onderbouwd waarom er aanwijzingen zijn dat referente met een andere man een relatie heeft. Zo is uit de data en de locaties waar de betreffende foto’s zijn genomen, gebleken dat referente in 2019 en 2020 diverse malen met [A] maar zonder eiser (in verschillende landen) op vakantie is gegaan, terwijl eiser stelt dat hij in deze periode al een relatie met referente had. In het verweerschrift heeft verweerder nader toegelicht waarom de stelling dat referente telkens niet alleen met [A] maar met een gezelschap op de bedoelde vakantie(s) is geweest, niet aannemelijk is en het vermoeden van het bestaan van een schijnhuwelijk tussen referente en eiser niet wegneemt. Hierop is door eiser en/of referente geen weerwoord ingediend. De niet nader onderbouwde schriftelijke verklaring van [A] , dat hij geen relatie met referente heeft, is in het licht van het vorenstaande onvoldoende voor een ander oordeel.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van mr. I.N. Powell, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 oktober 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Richtlijn 2004/38/EG.