ECLI:NL:RBDHA:2021:10868

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 september 2021
Publicatiedatum
6 oktober 2021
Zaaknummer
09-842168-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beslissing RC
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing rechter-commissaris over vordering tot machtiging voor historische verkeersgegevens

Op 14 september 2021 heeft de officier van justitie een schriftelijke vordering ingediend bij de rechter-commissaris van de Rechtbank Den Haag, met het verzoek om een machtiging te verlenen voor het verkrijgen van historische verkeersgegevens van een gebruiker van een communicatiedienst. De vordering was gebaseerd op artikel 126n van het Wetboek van Strafvordering en betrof gegevens van een Nederlands mobiel telefoonnummer over een periode van één dag, van 12 september 2021, 0:00 uur tot 23:59 uur. De officier van justitie onderbouwde de vordering met een proces-verbaal van de politie eenheid Den Haag, waarin werd gesteld dat de gebruiker van het telefoonnummer mogelijk contact had gehad met de verdachte.

De rechter-commissaris heeft de vordering beoordeeld aan de hand van de uitspraak van het Europees Hof van Justitie in de zaak H.K./Prokuratuur (C-746/18). Hieruit blijkt dat voor een vordering die een meer dan geringe inbreuk op de privacy van de gebruiker met zich meebrengt, een voorafgaande machtiging van de rechter-commissaris vereist is. De rechter-commissaris oordeelde dat de gevraagde periode van één dag te kort is om een zodanige reeks verkeers- of locatiegegevens te verkrijgen dat hieruit precieze conclusies over de persoonlijke levenssfeer van de gebruiker kunnen worden getrokken. De te verwachten inbreuk op de privacy werd als hoogstens gering beoordeeld.

Daarom verklaarde de rechter-commissaris de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering. Deze beslissing is genomen door mr. M.L. Ruiter op 14 september 2021.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

rechter-commissaris in strafzaken
parketnummer : 09/842168-21
datum : 14 september 2021

Beslissing op een vordering tot machtiging

vordering tot verstrekking van historische verkeersgegevens
(artikel 126n lid 1 Wetboek van Strafvordering)
in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte]

geboren op [geboortedatum]

Procedure

De officier van justitie heeft op 14 september 2021 schriftelijk gevorderd dat de rechter-commissaris de bovengenoemde machtiging verleent.
De officier van justitie heeft ter onderbouwing van de vordering een proces-verbaal overgelegd van politie eenheid Den Haag met kenmerk 2020254069, pv-nr. 58 van 13 september 2021.
De vordering heeft betrekking op gegevens over een gebruiker van een communicatiedienst en het communicatieverkeer met betrekking tot die gebruiker, welke gebruiker kan worden aangeduid met:
[gebruiker] .
Het betreft gegevens ten aanzien van:
Nederlands telefoonnummer mobiel: [telefoonnummer]
over de periode van
12 september 2021 te 0:00 uur tot en met 12 september 2021 te 23:59 uur.

Beoordeling

Uit de uitspraak van het Europees Hof van Justitie van de EU in de zaak H.K./Prokuratuur (C-746/18) volgt dat, anders dan in de wet voorzien, een voorafgaande machtiging van de rechter-commissaris vereist is voor een vordering van de officier van justitie op grond van artikel 126n lid 1 Wetboek van Strafvordering als daarmee een meer dan geringe inbreuk wordt gemaakt op de privacy van de gebruiker.
De vordering heeft betrekking op de historische verkeersgegevens van één dag, omdat op grond van een tapgesprek wordt vermoed dat de gebruiker van het telefoonnummer op die dag heeft gebeld met de ‘andere lijn’ (mogelijk de dealtelefoon) van de verdachte. Naar het oordeel van de rechter-commissaris is die periode te kort om een zodanige reeks verkeers- of locatiegegevens te verkrijgen dat hieruit
precieze conclusiesover de persoonlijke levenssfeer van de gebruiker kunnen worden getrokken (vgl. par. 45 van genoemde uitspraak). De te verwachten inbreuk op de privacy van de gebruiker is hoogstens gering.
Dit oordeel is niet in tegenspraak met de overweging van het Hof “dat zelfs de toegang tot een beperkte hoeveelheid verkeers- of locatiegegevens of de toegang tot gegevens voor een korte periode nauwkeurige informatie over de persoonlijke levenssfeer van een gebruiker van een elektronische-communicatiemiddel [kan] verschaffen” (par. 40) of korter: “ongeacht de duur van de periode” of “de hoeveelheid en de aard van de gegevens” (par. 45). De toetsingsmaatstaf is de de mate van inbreuk op de privacy van de gebruiker, of het gaat om een ernstige of niet-ernstige inmenging in de grondrechten (vgl. par. 33). De duur van de periode is op zichzelf genomen niet doorslaggevend; het gaat erom of met de te verstrekken gegevens nauwkeurige of precieze conclusies over de persoonlijke levenssfeer mogelijk zijn. In dit geval is dat redelijkerwijs niet te verwachten.
De rechter-commissaris zal de officier van justitie daarom niet-ontvankelijk in de vordering verklaren.

Beslissing

De rechter-commissaris:
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering.
Deze beslissing is op 14 september 2021 genomen door mr. M.L. Ruiter,
rechter-commissaris.