ECLI:NL:RBDHA:2021:10850

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 september 2021
Publicatiedatum
5 oktober 2021
Zaaknummer
09/081049-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Ernstig zedenfeit met afpersingen, openlijk geweld en mishandelingen. PIJ-maatregel en onvoorwaardelijke jeugddetentie.

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 september 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2003, die zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige zedenfeiten, waaronder verkrachting, afpersing, openlijk geweld en mishandeling. De verdachte was ten tijde van de feiten preventief gedetineerd in de RJJI Den Hey-Acker te Breda. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een besloten zitting op 9 september 2021, waar de officier van justitie, mr. P.M. van Kampen, en de raadsman van de verdachte, mr. H.W. van Eeuwijk, aanwezig waren.

De tenlastelegging omvatte onder andere het verkrachten van slachtoffer 1 op 21 maart 2021 in Oegstgeest, waarbij de verdachte het slachtoffer onder bedreiging met geweld dwong tot seksuele handelingen en de afgifte van zijn telefoon en portemonnee. Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van afpersingen en mishandelingen in andere zaken, waaronder openlijk geweld tegen slachtoffers 2 en 3 in Leiden op 23 november 2019 en mishandeling van slachtoffer 4 op 5 juli 2020.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen heeft gepleegd. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte, gezien zijn psychische toestand en eerdere veroordelingen, een PIJ-maatregel opgelegd kreeg, naast een jeugddetentie van 14 maanden. Tevens werd er een contactverbod opgelegd voor vijf jaar met slachtoffer 1, en werd de vordering van de benadeelde partij, ter hoogte van € 40.080,35, toegewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Parketnummer 09/081049-21 (reeds gevoegd: 09/297513-19 en 09/207064-21)
Datum uitspraak 23 september 2021
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
hierna te noemen: de verdachte,
geboren op [geboortedag 1] 2003 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
de RJJI Den Hey-Acker te Breda.

1.Het onderzoek op de zitting

Het onderzoek is gehouden op de besloten zitting van 9 september 2021.
De officier van justitie in deze zaak is mr. P.M. van Kampen en de raadsman van de verdachte is mr. H.W. van Eeuwijk te Den Haag. De verdachte is ter zitting verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is, samengevat en na wijziging van de tenlastelegging op de zitting, ten laste gelegd dat hij:
(
09/081049-21)
Op 21 maart 2021 in Oegstgeest [slachtoffer 1] heeft verkracht (
feit 1) en daarnaast [slachtoffer 1] heeft afgeperst door hem te dwingen tot afgifte van zijn telefoon en portemonnee (
feit 2). Daarnaast wordt aan de verdachte ten laste gelegd dat hij op 13 december 2020 [benadeelde] heeft afgeperst door hem te dwingen tot afgifte van zijn telefoon (
feit 3)
(
09/297513-19)
Op 23 november 2019 in Leiden in vereniging openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] (
feit 1) en [slachtoffer 3] heeft mishandeld (
feit 2).
(
09/207064-21)
Op 5 juli 2020 in Oegstgeest [slachtoffer 4] heeft mishandeld.
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in bijlage I.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat hetgeen ten is laste gelegd wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van hetgeen ten laste is gelegd gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging.
(
09/081049-21)
Feiten 1 en 2
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zijn door de verdachte bekend en nadien is geen vrijspraak bepleit. Deze feiten zullen zonder verdere bespreking bewezen worden verklaard en verder zal alleen nog een opgave van de wettige bewijsmiddelen met daarin de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden worden gegeven.
De bewijsmiddelen:
  • de verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter zitting van 9 september 2021;
  • het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] d.d. 22 maart 2021, PL1500-2021079714-44, p. 38-55.
feit 3
Het onder 3 ten laste gelegde feit is door de verdachte bekend en nadien is geen vrijspraak bepleit. Dit feit zal zonder verdere bespreking bewezen worden verklaard en verder zal alleen nog een opgave van de wettige bewijsmiddelen met daarin de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden worden gegeven.
De bewijsmiddelen:
  • de verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter zitting van 9 september 2021;
  • het proces-verbaal van aangifte [benadeelde] d.d. 13 december 2020, PL1500-2020375623-2, p. 200-202.
(
09/297513-19)
Feit 1
Gezien de verklaring van de verdachte en het standpunt van de verdediging zal de rechtbank ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde volstaan met een opgave van de wettige bewijsmiddelen met daarin de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen.
De bewijsmiddelen:
  • de verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter zitting van 9 september 2021;
  • het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] d.d. 23 november 2019, PL1500-2019327034-1, p. 10-11;
  • het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] d.d. 23 november 2019, PL1500-2019326544-3, p. 7-8.
feit 2
Gezien de verklaring van de verdachte en het standpunt van de verdediging zal de rechtbank ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde volstaan met een opgave van de wettige bewijsmiddelen met daarin de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen.
De bewijsmiddelen:
  • de verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter zitting van 9 september 2021;
  • het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] d.d. 23 november 2019, PL1500-2019326544-1, p. 4-6;
  • het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] d.d. 23 november 2019, PL1500-2019326544-3, p. 7-8.
(
09/207064-21)
Gezien de verklaring van de verdachte en het standpunt van de verdediging zal de rechtbank ten aanzien van het ten laste gelegde volstaan met een opgave van de wettige bewijsmiddelen met daarin de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen.
De bewijsmiddelen:
  • de verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter zitting van 9 september 2021;
  • het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4] d.d. 16 juli 2020, PL1500-2020209054-2, p. 4-6;
  • het proces-verbaal van verhoor getuige [naam] d.d. 29 juli 2020, PL1500-2020209054-5, p. 9-10.

4.De bewezenverklaring

De rechtbank verklaart, op grond van het bovenstaande, wettig en overtuigend bewezen dat
(09/081049-21)
1.
hij op 21 maart 2021 te Oegstgeest door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 1] te weten
- het brengen van zijn penis en een vinger in de anus van [slachtoffer 1] ,
- het door verdachte brengen van zijn penis in de mond van [slachtoffer 1] ,
- het betasten van en knijpen in de penis van [slachtoffer 1] ,
- het tongzoenen van [slachtoffer 1] ,
- het knijpen in de tepels van [slachtoffer 1] en
- het bijten in de wang en bil van [slachtoffer 1]
en bestaande die bedreiging met geweld of die andere feitelijkheden uit
- het tot stoppen dwingen van [slachtoffer 1] ,
- het zeggen dat [slachtoffer 1] met hem, verdachte, mee moest lopen en met [slachtoffer 1] naar een afgelegen plek te lopen,
- het zeggen tegen [slachtoffer 1] dat hij zich uit moest kleden en hem, verdachte, moest pijpen en op hem, verdachte, moest gaan zitten en hem, verdachte, moest tongzoenen,
- het zeggen tegen [slachtoffer 1] dat hij, verdachte, een mes bij zich had en te dreigen de keel van [slachtoffer 1] door te snijden en
- het zeggen tegen [slachtoffer 1] dat hij, verdachte, een pistool bij zich had.
2.
hij op 21 maart 2021 te Oegstgeest met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (Samsung A50) en een portemonnee en een bankpas aan [slachtoffer 1]
toebehorende, door
- [slachtoffer 1] tot stoppen te dwingen,
- tegen [slachtoffer 1] te zeggen dat hij met hem, verdachte, mee moest lopen en met [slachtoffer 1] naar een afgelegen plek te lopen,
- het zeggen tegen [slachtoffer 1] dat hij, verdachte, een mes bij zich had en te dreigen de keel van [slachtoffer 1] door te snijden,
- het zeggen tegen [slachtoffer 1] dat hij, verdachte, een pistool bij zich had en
- het vragen om voornoemde telefoon en portemonnee van [slachtoffer 1] .
3.
hij op 13 december 2020 te Oegstgeest met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen [benadeelde] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (merk One, type 3T), aan die [benadeelde]
toebehorende, door
- die [benadeelde] klem te rijden,
- tegen die [benadeelde] te zeggen "Geef mij je telefoon anders steek ik je lek" en (vervolgens) naar zijn verdachtes binnenzak te grijpen en
- tegen die [benadeelde] te zeggen: "unlock en reset de telefoon, doe het of ik steek je lek".
(09/297513-19)
1.
hij op 23 november 2019 te Leiden openlijk, te weten aan de 2e Binnenvestgracht, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 2] door [slachtoffer 2] een of meermalen telkens met kracht:
- tegen zijn lichaam te stompen en/of te slaan en
- in zijn buik te stompen en/of te slaan en
- tegen zijn (achter)hoofd en nek te stompen en/of te slaan.
2.
hij op 23 november 2019 te Leiden [slachtoffer 3] heeft mishandeld door [slachtoffer 3] een of meermalen telkens met kracht:
- te duwen en
- in haar gezicht te stompen en/of te slaan en
- een kopstoot tegen haar gezicht te geven.
(09/207064-21)
hij op of omstreeks 5 juli 2020 te Oegstgeest [slachtoffer 4] heeft mishandeld door [slachtoffer 4] meermalen in het gezicht te stompen en/of
teslaan.
De rechtbank heeft taal- en/of schrijffouten in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is hierdoor niet benadeeld.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte

Het bewezenverklaarde feit levert op:
(09/081049-21)
1.
Verkrachting.
2.
Afpersing.
3.
Afpersing.
(09/297513-19)
1.
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
2.
Mishandeling.
(09/207064-21)
Mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

6.De straf en maatregel

6.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte, met toepassing van het jeugdstrafrecht, wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 14 maanden met aftrek van voorarrest en daarnaast oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel). Ook vordert de officier van justitie dat de rechtbank een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid oplegt, waarbij de verdachte geen contact mag hebben met [slachtoffer 1] voor een periode van vijf jaar. Bij elke overtreding hiervan dient de verdachte één week in hechtenis te worden genomen, met een maximum van één jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat heeft bepleit een zo kort mogelijke jeugddetentie op te leggen naast de PIJ-maatregel omdat het belangrijk is dat de behandeling zo snel mogelijk zal beginnen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
6.3.1
De ernst van de feiten
De verdachte heeft het slachtoffer midden in de nacht gedwongen van zijn fiets af te stappen, door te dreigen met geweld (hij zei dat hij een mes had en een vuurwapen). Vervolgens heeft hij het slachtoffer meegenomen naar een afgelegen plek waar hij hem heeft gedwongen zijn telefoon en pasjes af te geven. Direct daarop heeft hij het slachtoffer gedwongen tot het verrichten en ondergaan van meerdere vergaande seksuele handelingen, waaronder het (meermalen) seksueel binnendringen van het lichaam. De verdachte heeft het slachtoffer daarbij onder meer gedwongen tot orale en anale seks waarbij de verdachte het slachtoffer opzettelijk heeft vernederd en pijn heeft gedaan en hem zeker anderhalf uur in zijn macht heeft gehouden. De verdachte heeft ook beeldopnamen gemaakt, met het doel om het slachtoffer later geld afhandig te kunnen maken. Hij heeft het slachtoffer gedwongen persoonlijke gegevens over zichzelf en zijn familie af te geven. Het slachtoffer vreesde daardoor dat de verdachte hemzelf of zijn familie later nog kwaad zou komen doen.
De verdachte heeft bij zijn handelen louter en alleen oog gehad voor zijn eigen directe behoeftebevrediging en heeft zich op geen enkele wijze bekommerd om de gevoelens van het slachtoffer en daarmee diens lichamelijke en psychische integriteit op brute wijze geschonden. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van verkrachting last kunnen krijgen van nadelige psychische gevolgen. Bij het slachtoffer heeft dat er toe geleid dat hij psychologische hulp heeft moeten inschakelen.
Dat de verdachte het slachtoffer afloop van de verkrachting, ook nog heeft gedwongen bij verschillende geldautomaten te proberen geld van diens rekening te pinnen, maakt voor de rechtbank duidelijk dat de verdachte geen enkele vorm van empathie heeft gekend en enkel en alleen aan zichzelf heeft gedacht.
Daarnaast is de verdachte schuldig aan nóg een afpersing, waarbij hij in de nacht het slachtoffer heeft gedwongen van zijn fiets af te stappen en zijn spullen af te staan,
twee mishandelingen en één openlijke geweldpleging in vereniging.
De verdachte heeft daarbij, telkens uit het niets, fors geweld gebruikt.,
De ervaring leert dat de slachtoffers van geweldsfeiten en bedreiging nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden van hetgeen hen is overkomen. Bovendien maken dergelijke strafbare feiten een grove inbreuk op de rechtsorde en brengen deze in de samenleving gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
6.3.2
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 augustus 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten (
openlijk geweld).
Psychiater G.C.G.M. Broekman heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 24 juni 2021. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Gesproken kan worden van een psychische stoornis in de vorm van een normoverschrijdend
gedragsstoornis, van een stoornis in het gebruik van alcohol en van morbide obesitas. De cognitieve ontwikkeling verloopt gemiddeld. Gesproken kan worden van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale en narcistische trekken. Hiervan was sprake ten tijde van het tenlastegelegde en hebben de gedragingen beïnvloed.
Het risico op recidive, zowel het algemene, als het seksuele recidive, is hoog.
Er bestaan geen sterke contra-indicaties voor het toepassen van strafrecht voor jeugdigen, echter, gelet op de achterstanden in onderzochtes sociaal emotionele ontwikkeling, wordt geadviseerd om het strafrecht voor jeugdigen toe te passen.
De prognose met betrekking tot de verdere persoonlijkheidsontwikkeling van onderzochte is in het verlengde van voorgaande, bij onveranderde omstandigheden, zonder een behandel- en begeleidingstraject, niet gunstig. Zijn beperkte sociaal emotionele vaardigheden en gebrekkige impulsregulatie dienen te worden behandeld, alsook zijn alcoholafhankelijkheid. Mogelijk dat traumabehandeling moet worden ingezet, gelet op zijn pestverleden. Bij bewezenverklaring is een delict gedrag analyse geïndiceerd zodat onderzochte meer (in-)zicht krijgt (in) op zijn handelen en vervolgens gedragsalternatieven kan gaan ontwikkelen in dergelijke risicovolle situaties.
Wat betreft de strafrechtelijke afdoening wordt geadviseerd om onderzochte voor langere (maximale) tijd optimaal te behandelen en te begeleiden. Mede gelet op de ernst van het tenlastegelegde, de zorgelijke persoonlijkheidsontwikkeling en verhoogde kans op recidive, wordt daarom de maatregel onvoorwaardelijke PIJ geadviseerd.
GZ-psycholoog R.M.C. Hoogstraten heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 24 juni 2021. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Betrokkene heeft een zeer intensieve behandeling nodig waarbij hij op diverse punten wordt behandeld. Er is sprake van ernstige psychopathologie bij betrokkene met een gedragsstoornis. Hij disfunctioneert op meerdere levensgebieden dat interfereert met zijn functioneren. De tenlastegelegde feiten komen voort uit de vastgestelde stoornissen. Hij liep, ten tijde van het plegen van het eerste en het tweede tenlastegelegde feiten (indienbewezen verklaard) in een proeftijd. Deze feiten zijn ernstig en betreffen een ernstig zeden-en geweldsdelict. Er is sprake van een hoog recidiverisico en een risico op gevaar voor anderen. Een ambulante behandeling wordt als ontoereikend beschouwd vanwege de ernst van de problematiek van betrokkene en het recidivegevaar.Betrokkene dient een intensieve behandeling te ondergaan om zijn problematiek en het recidiverisico te verminderen.Een onvoorwaardelijke PIJ met plaatsing op de zedengroep van Den Hey-Acker wordt als meest passend beschouwd. Hij krijgt dan nog een kans en kan op alle bovengenoemde vlakken worden behandeld.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 18 augustus 2021. De Raad heeft zich hierin gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, nu reeds uitgebreid is gerapporteerd door de psycholoog en psychiater.
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
6.3.3
Toepasselijk recht
Krachtens artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht, kan de rechtbank – ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren doch niet die van 23 jaren heeft bereikt – recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg, indien de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of in de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte feit 1 en 2 onder dagvaarding 09/081049-21 heeft gepleegd toen hij de leeftijd van 18 jaren had bereikt. Gelet op de genoemde rapportages, de gegeven adviezen en de geschetste persoonlijkheid van de verdachte, zal de rechtbank ten aanzien van het bewezenverklaarde op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht het jeugdstrafrecht toepassen.
6.3.4
De straf en maatregel
PIJ-maatregel
De rechtbank stelt vast dat de gepleegde feiten (met uitzondering van de bewezen verklaarde mishandelingen) misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld.
Op grond van hetgeen de psycholoog en de psychiater in hun rapporten vermelden is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van de misdrijven een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en daarnaast de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van een maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna te noemen: PIJ-maatregel) eisen. Bovendien is deze maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte.
De rechtbank waardeert dat de verdachte ter zitting de vragen van de rechtbank zo goed mogelijk heeft geprobeerd te beantwoorden. De verdachte heeft daarbij echter ook laten zien dat hij geen of onvoldoende inzicht heeft wat hem tot deze strafbare feiten heeft gebracht, wat ook maakt dat niet duidelijk is hoe dit in de toekomst kan worden voorkomen. Daarom vindt de rechtbank verdere diagnostiek en langdurige behandeling noodzakelijk vóórdat de verdachte kan terugkeren in de maatschappij.
De rechtbank overweegt dat de PIJ-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dit betekent dat verlenging van deze maatregel mogelijk is voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat.
Jeugddetentie
Hoewel de rechtbank het van groot belang acht dat de verdachte spoedig kan beginnen met de (gespecialiseerde) behandeling binnen de PIJ-maatregel is zij van oordeel dat, gezien de ernst van de feiten, niet anders kan worden gereageerd dan door naast de maatregel ook jeugddetentie op te leggen. De rechtbank heeft hierbij het belang van de maatschappij, en in het bijzonder het slachtoffer van feit 1 (dagvaarding 09/081049-21), zwaar laten meewegen. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Contactverbod
Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van vijf jaren opgelegd, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer 1] (geboren: [geboortedag 2] -2002).
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon, beveelt de rechtbank, gelet op artikel 77we, tweede lid, jo artikel 38v, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

7.De vordering van de benadeelde partij

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 40.080,35. De vordering tot schadevergoeding bestaat uit materiële schade voor een bedrag groot € 26.080,35 en uit immateriële schade voor een bedrag groot € 14.000,00.
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en gijzeling.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd ten aanzien van de gevorderde schadevergoeding.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten op de dagvaarding met parketnummer 09/081049-21. De schade is gebleken uit de bijlagen zoals gevoegd bij het verzoek tot schadevergoeding en uit de slachtofferverklaring zoals voorgedragen ter zitting.
De rechtbank acht de vordering voor zover deze betrekking heeft op een bedrag van
€ 26.080,35 aan materiële schade, toewijsbaar, nu de door de verdachte geleden schade voldoende is onderbouwd.
De rechtbank acht de vordering voor zover deze betrekking heeft op een bedrag van
€ 14.000,00, als vergoeding van de immateriële schade tot dat bedrag naar billijkheid toewijsbaar, gezien de ernst van het feit en de gevolgen die dit feit heeft voor het slachtoffer, zoals tevens is gebleken uit de slachtofferverklaring zoals voorgedragen ter zitting van
9 september 2021. De rechtbank acht aannemelijk dat de verdachte nog langere tijd de gevolgen van de daden van de verdachte, zowel psychisch als lichamelijk, met zich mee zal moeten dragen.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 40.080,35. De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 21 maart 2021 is ontstaan.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en de verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 40.080,35, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 21 maart 2021 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1] .
Omdat de rechtbank heeft gekozen de verdachte volgens het jeugdstrafrecht te veroordelen zal de rechtbank, in tegenstelling tot hetgeen is gevorderd door de officier van justitie, een gijzeling van 0 dagen verbinden aan de schadevergoedingsmaatregel.

8.Beslag

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert voorts dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen
(beslaglijst) onder 2 genummerde voorwerp zal worden verbeurdverklaard. Het wissen van de telefoon is niet afdoende om er zeker van te zijn dat de beeldopnamen nooit meer naar boven zullen komen. Het is van belang het slachtoffer de zekerheid te geven dat de beelden weg zijn.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft opgemerkt dat het wellicht voldoende is als de politie de telefoon van de verdachte reset om al het beeldmateriaal te verwijderen en dat de telefoon daarna terug zou kunnen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 2 genummerde voorwerp, verbeurdverklaren. Dit voorwerp is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien met behulp van dit voorwerp (door met deze telefoon het slachtoffer te filmen) het onder 1 bewezenverklaarde feit is begaan. Het slachtoffer moet er van op aan kunnen dat de beelden niet meer van de telefoon gehaald kunnen worden, vernietiging van de telefoon is dan ook noodzakelijk.
Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
33, 33a, 36f, 77a, 77c, 77g, 77i, 77s, 77gg, 141, 242, 300, 317 van het Wetboek van Strafrecht
Deze artikelen zijn toegepast zoals zij rechtens golden op het moment van het plegen van het strafbare feit dan wel zoals zij rechtens gelden op het moment van de uitspraak.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte alle onder parketnummers 09/081049-21, 09/297513-19 en 09/207064-21 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
legt de verdachte op de maatregel van
plaatsing in een inrichting voor jeugdigen
en veroordeelt de verdachte voorts tot
jeugddetentie voor de duur van 300 dagen
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, te weten 189 dagen, bij de tenuitvoerlegging van deze jeugddetentie wordt afgetrokken;
legt op de maatregel dat de veroordeelde voor de duur van 5 jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] (geboren: [geboortedag 2] -2002);
beveelt dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 1 jaar;
toepassing van de vervangende jeugddetentie heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
veroordeelt de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van € 40.080,35, bestaande uit € 26.080,35 aan materiële schade en € 14.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 21 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen € 40.080,35, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 maart 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling
0 dagenvervangende jeugddetentie zal worden toegepast;
verklaart verbeurd het op de beslaglijst onder 2 genummerde voorwerp, te weten: telefoontoestel zwart.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter, voorzitter,
mr. C.M. van der Kleijn, kinderrechter,
en mr. K.C.J. Vriend, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.E. van Damme, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 23 september 2021.
Bijlage:
I. De tenlastelegging

Bijlage I: de tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
(09/081049-21)
1.
hij op of omstreeks 21 maart 2021 te Oegstgeest, althans in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 1]
heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 1]
te weten
- het brengen van zijn penis en/of een vinger in de anus van [slachtoffer 1] ,
- het brengen van zijn penis in de mond van [slachtoffer 1] ,
- het betasten van en/of knijpen in de penis van [slachtoffer 1] ,
- het tongzoenen van [slachtoffer 1] ,
- het knijpen in de tepels van [slachtoffer 1] en/of
- het bijten in de wang en/of bil van [slachtoffer 1]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit
- het tot stoppen dwingen van [slachtoffer 1] ,
- het zeggen dat [slachtoffer 1] met hem, verdachte, mee moest lopen en/of met [slachtoffer 1] naar een afgelegen plek te lopen,
- het zeggen tegen [slachtoffer 1] dat hij zich uit moest kleden en/of hem, verdachte, moest pijpen en/of op hem, verdachte, moest gaan zitten en/of hem, verdachte, moest tongzoenen,
- het zeggen tegen [slachtoffer 1] dat hij, verdachte, een mes bij zich had en/of te dreigen de keel van [slachtoffer 1] door te snijden en/of
- het zeggen tegen [slachtoffer 1] dat hij, verdachte, een pistool bij zich had;
( art 242 Wetboek van Strafrecht )
2.
hij op of omstreeks 21 maart 2021 te Oegstgeest, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (Samsung A50) en/of een portemonnee en/of een bankpas, in elk geval enig goed, dat geheel of ten
dele aan [slachtoffer 1] of aan een derde, te weten aan [slachtoffer 1] toebehoorde, door
- [slachtoffer 1] tot stoppen te dwingen,
- tegen [slachtoffer 1] te zeggen dat hij met hem, verdachte, mee moest lopen en/of met [slachtoffer 1] naar een afgelegen plek te lopen,
- het zeggen tegen [slachtoffer 1] dat hij, verdachte, een mes bij zich had en/of te dreigen de keel van [slachtoffer 1] door te snijden,
- het zeggen tegen [slachtoffer 1] dat hij, verdachte, een pistool bij zich had en/of
- het vragen om voornoemde telefoon en/of portemonnee van [slachtoffer 1] ;
( art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3.
hij op of omstreeks 13 december 2020 te Oegstgeest met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen [benadeelde] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (merk One, type 3T), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [benadeelde] , in elk geval aan die een derde toebehoorde(n), door
- die [benadeelde] klem te rijden,
- tegen die [benadeelde] te zeggen "Geef mij je telefoon anders steek ik je lek" en/of (vervolgens) naar zijn verdachtes binnenzak te grijpen en/of
- tegen die [benadeelde] te zeggen: "unlock en/of reset de telefoon, doe het of ik steek je lek", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
( art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
(09/297513-19)
1.
hij op of omstreeks 23 november 2019 te Leiden openlijk, te weten, op/aan de 2e Binnenvestgracht (ter hoogte van nummer 5), in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 2] door [slachtoffer 2] een of meermalen telkens met kracht:
- op/tegen zijn lichaam te stompen en/of te slaan en/of
- in zijn buik te stompen en/of te slaan en/of
- op/tegen zijn (achter)hoofd en/of nek te stompen en/of te slaan;
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2.
Hij op of omstreeks 23 november 2019 te Leiden [slachtoffer 3] heeft mishandeld door [slachtoffer 3] een of meermalen telkens met kracht:
- te duwen (ten gevolge waarvan [slachtoffer 3] op de grond is gevallen) en/of
- in/tegen haar gezicht te stompen en/of te slaan en/of
- een kopstoot in/tegen haar gezicht te geven;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
(09/207064-21)
hij op of omstreeks 5 juli 2020 te Oegstgeest, althans in Nederland, [slachtoffer 4] heeft mishandeld door [slachtoffer 4] (meermalen) in het gezicht te stompen en/of slaan;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )