6.3.1De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige misdrijven.
De verdachte heeft, terwijl het slachtoffer door zijn medeverdachte werd geslagen een dreigende houding met een mes in zijn hand aangenomen. De telefoon van het slachtoffer is meegenomen en de verdachte en zijn medeverdachte zijn vervolgens samen weggereden. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke overvallen nog lange tijd de nadelige psychische en fysieke gevolgen ondervinden van hetgeen hen is overkomen. De verdachte heeft hiermee tevens een grove inbreuk gemaakt op de rechtsorde. De in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid worden door het handelen van de verdachte versterkt. De rechtbank rekent de verdachte dit feit zwaar aan.
De verdachte heeft verder op verschillende momenten ernstige bedreigingen geuit richting dezelfde persoon. Hij heeft hierbij onder andere de woorden ‘en als je mij geen geld geeft dan steek ik je neer’, ‘ik neuk jouw moeder als ik jou zie’ en ‘vanavond kom je naar [plek] anders pomp ik al je tanden uit je bek’ geuit. Ernstige bedreigingen, op verschillende momenten, die kunnen zorgen voor zeer angstige gevoelens en psychische overlast bij het slachtoffer. Daarnaast heeft de verdachte later nog getracht het slachtoffer zijn aangifte te laten intrekken of zijn verklaring te wijzigen. Dit acht de rechtbank zeer kwalijk, ook gezien het contactverbod dat de verdachte als schorsende voorwaarde opgelegd had gekregen.
Daarnaast heeft de verdachte een bedreiging gericht naar zijn coaches, onder andere door tegen hen te roepen ‘ik ga jullie allemaal neerschieten. Dat het hier ging om hulpverleners, die er juist waren om de verdachte te helpen, acht de rechtbank extra kwalijk.
6.3.2De persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 april 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Psychiater G.C.G.M. Broekman heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 18 mei 2020, de rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport. Daarnaast heeft de psychiater een rapport over de verdachte, gedateerd 22 april 2021, opgemaakt. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een psychische stoornis in de vorm van ongespecificeerde disruptieve, impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis en van een aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit, overwegend hyperactief-impulsief type. Voorts is sprake van een cognitief licht verstandelijk tot laagbegaafd profiel. Als gevolg hiervan is er bij onderzochte sprake van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale trekken in samenhang met de zwakke impulsregulatie (inhibitiezwakte) en de emotionele en sociale ontwikkelingsachterstanden met beperkte gewetensvorming.
De ziekelijke stoornis en de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens waren aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde en beïnvloedde vermoedelijk de gedragskeuzes c.q. gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde.
Geadviseerd wordt om de verdachte het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen.
De omgang met een negatieve peergroup/broers, het staken van de medicatie en zijn antisociale ontwikkelingsgang, maken dat, mocht er niets veranderen, de kans op herhalen van delict gedrag wordt vergroot.
Er is bij de verdachte sprake van problematiek die behandeling behoeft (waaronder de ADHD) en de GBM is hierbij niet passend want bij recidive vindt straf plaats en geen behandeling. Behandeling en begeleiding in het ambulante forensische kader zijn immers volledig mislukt. Om de ontwikkeling van de verdachte te bevorderen en de kans op recidive (indien het tenlastegelegde bewezen wordt geacht) te beperken, is een strak behandelprogramma nodig met forensische behandelmodaliteiten. De behandeling dient zich te richten op de persoonlijkheidsontwikkeling van de verdachte en het systeem rondom hem, naast medicatie vanwege de ADHD. Het moreel beredeneren dient gestimuleerd te worden, waarbij de verdachte leert om, vooral affectief, afgeremd te worden in het maken van negatieve, risicovolle keuzes.
Het advies is forensische gesloten behandeling in een JJI gericht op gedragsproblemen en LVB en dit strafrechtelijk met de maatregel onvoorwaardelijke PIJ te doen.
GZ-psycholoog heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 18 mei 2020. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport. Daarnaast heeft GZ-psycholoog I.I. Schultze een rapport gedateerd 2 mei 2021 opgemaakt over de verdachte. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
De verdachte is lijdende aan een verstandelijk handicap in de zin van een licht verstandelijke beperking (LVB), aan een psychische stoornis in de zin van een aandachttekort-stoornis, overwegend hyperactief-impulsief beeld, (momenteel deels in remissie door gebruik van medicatie) en aan een normoverschrijdende gedragsstoornis, met begin in adolescentie, gebrek aan berouw en schuldgevoel ernstig en inmiddels kan ook worden gesproken van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. De verstandelijke handicap en de psychische stoornis van de verdachte beïnvloedden (indien bewezen) verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde.
Geadviseerd wordt om de verdachte het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen.
Het risico op recidive van een soortgelijk delict als de onderzochte tenlastegelegde bedreiging wordt ingeschat als matig tot hoog.
Geadviseerd wordt behandeling en begeleiding binnen een residentiële setting waar veel individuele aandacht beschikbaar is. Dit kan gerealiseerd worden binnen het kader van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 3 mei 2021, de rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport. Daarnaast is een rapport opgemaakt over de verdachte gedateerd 15 juli 2021. Dit rapport houdt het volgende in.
Kort na de vorige zitting is de moeder van de verdachte op 25 mei 2021 komen te overlijden. De verdachte heeft hiervoor tijdelijk detentie mogen verlaten om afscheid te kunnen nemen en haar uitvaart in Tunesië bij te kunnen wonen.
De verdachte is een inmiddels 18 jarige jongen die al sinds zijn dertiende politiecontacten heeft en inmiddels een fors strafblad heeft. Uit het raadsdossier komt naar voren dat er sinds 2004 bemoeienis is en hulpverlening betrokken is geweest, ook in het kader van een ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing. Sinds 2016 is de jeugdreclassering betrokken.
Uit het PO van het NIFP van mei 2021 komt naar voren dat er bij de verdachte sprake is van een psychische stoornis in de vorm van ongespecificeerde disruptieve, impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis en van een aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit, van het overwegend hyperactiefimpulsief type. Daarbij is er sprake van een cognitief licht verstandelijk tot laagbegaafd profiel. Hierdoor is er sprake van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale trekken in samenhang met een zwakke impulsregulatie en de emotionele en sociale ontwikkelingsachterstanden met beperkte gewetensvorming.
Eerdere maatregelen zoals begeleiding van de jeugdreclassering, gedragsinterventies en behandeling hebben onvoldoende effect gehad om herhaling van strafbaar gedrag te voorkomen.
De Raad heeft op alle leefgebieden zorgen om de verdachte, waaronder gezin, schoolgang, attitude, vrije tijd en ontwikkeling. Hij heeft structuur, stabiliteit, veiligheid en veel herhaling nodig om van een behandeling te kunnen profiteren. Daarbij is het belangrijk dat de begeleiders en behandelaren goed aansluiten bij het niveau van de verdachte. De jeugdreclassering heeft gekeken of een dergelijke behandeling binnen een forensische SGLVG1 setting geboden kan worden. Er is een vooraanmelding gedaan bij Ipse de Bruggen, maar de verdachte is hier afgewezen nu zij onvoldoende toekomstgericht werken en onvoldoende zorg op en af schalen naar wat de verdachte nodig heeft. De verdachte profiteert op dit moment van het huidige strakke regime wat hem wordt geboden bij de Hartelborgt. De verdachte heeft continue begeleiding, herhaling en controle op de uitvoer van de behandeling nodig. Deze behandeling kan niet geboden worden vanuit het ambulant kader en een forensische SGLVG setting. De Raad ziet geen andere mogelijkheden meer voor behandeling en begeleiding daar het behandelkader compleet is uitgeput. Dit maakt dat behandeling binnen een PIJ maatregel onvermijdelijk en in het belang van een zo gunstige mogelijke ontwikkeling van de verdachte is. Het is in het belang van de verdachte dat de behandeling ingezet kan worden op de voor hem nu vertrouwde plek, bij de Hartelborgt.
De raad adviseert om de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen op te leggen.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het tweede perspectiefplan (
in concept) over de periode 22 februari 2021 tot 11 juli 2021, ter zitting door de verdachte overgelegd.
6.3.4De straf of maatregel
De rechtbank kan zich ook vinden in de conclusies van de deskundigen voor wat betreft de mate van toerekeningsvatbaarheid en gaat daarom uit van verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
De rechtbank stelt vast dat een misdrijf is gepleegd waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld (
feit 4) en misdrijven zoals omschreven in artikel 285, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht (
feit 2, 5, 7).
Op grond van hetgeen de psycholoog, de psychiater en de Raad voor de Kinderbescherming in hun rapporten vermelden is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van de misdrijven een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en daarnaast de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van een maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna te noemen: PIJ-maatregel) eisen. Bovendien is deze maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte. Duidelijk is geworden dat het voorwaardelijk opleggen van deze maatregel niet passend is. De rechtbank weegt hierbij ook mee dat de verdachte zich tot tweemaal toe niet heeft kunnen houden aan zijn schorsende voorwaarden en dat ook een eerdere (grote) voorwaardelijke straf de verdachte niet heeft kunnen weerhouden van het opnieuw plegen van strafbare feiten. Dat de verdachte door het overlijden van zijn moeder wellicht heeft ingezien dat hij een andere weg moet gaan kiezen acht de rechtbank bewonderenswaardig, maar dit voornemen van de verdachte is op dit moment nog niet meer dan dat. De verdachte zal tijdens de maatregel kunnen laten zien dat hij dit voornemen kan verwezenlijken en de maatregel kan hem hierbij helpen.
De rechtbank overweegt dat de PIJ-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dit betekent dat verlenging van deze maatregel mogelijk is voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat.
Hoewel de verdachte op de dag van de uitspraak 276 dagen in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht ziet de rechtbank, gezien de aard en de ernst van de feiten en de keuze van de rechtbank om een PIJ-maatregel op te leggen, geen ruimte voor het als extra straf opleggen van een jeugddetentie. Het is van belang dat de nadruk komt te liggen op de behandeling van de verdachte, zodat herhaling kan worden voorkomen.
De rechtbank ziet geen meerwaarde in het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel zoals geëist door de officier van justitie, gezien de keuze van de rechtbank om een PIJ-maatregel op te leggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen maatregel passend en geboden.