ECLI:NL:RBDHA:2021:10828

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 oktober 2021
Publicatiedatum
5 oktober 2021
Zaaknummer
09/092325-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in brandstichting van moskee in aanbouw te Gouda

Op 5 oktober 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van opzettelijke brandstichting in een moskee in aanbouw te Gouda. De brand vond plaats op 3 april 2021, waarbij de verdachte werd verdacht van het aansteken van de brand door open vuur in aanraking te brengen met brandbare materialen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen.

Tijdens de zitting zijn camerabeelden bekeken waarop een persoon te zien was in de moskee en in de nabijheid van de brand. De verdachte werd kort na de brand aangehouden en droeg een gele Jumbo bigshoppertas, maar de rechtbank kon niet met zekerheid vaststellen dat hij de persoon was die de brand had aangestoken. De getuigenverklaringen en de camerabeelden waren niet overtuigend genoeg om de verdachte te verbinden aan de brandstichting. De rechtbank concludeerde dat er geen direct bewijs was dat de verdachte betrokken was bij de brand en sprak hem vrij van de tenlastelegging.

De rechtbank benadrukte dat de brandweer geen duidelijke oorzaak voor de brand kon vaststellen en dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de brand had aangestoken. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/092325-21
Datum uitspraak: 5 oktober 2021
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op 14 mei 1980 te [geboorteplaats] ,
[adres 1]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 13 juli 2021 (pro forma) en 21 september 2021 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr.
B.A.C. Looijestijn. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. C.L. van Oostveen naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 3 april 2021 te Gouda opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met (diverse) goederen (waaronder isolatiemateriaal), althans met een
brandbare stof ten gevolge waarvan een Moskee (in aanbouw) gelegen aan de [adres 2] geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor genoemde Moskee en/of aldaar aanwezige spullen (zoals isolatiemateriaal), in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was.

3.Vrijspraak

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde. Op zijn standpunten wordt hierna – voor zover relevant – nader ingegaan.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich – op gronden zoals verwoord in zijn pleitnota – op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden en dat de verdachte moet worden vrijgesproken.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 3 april 2021 heeft er brand gewoed in een moskee in aanbouw aan de [adres 2] in Gouda. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verdachte die brand heeft aangestoken. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Op de camerabeelden die deel uitmaken van het dossier is te zien dat een persoon op 3 april 2021 om (werkelijke tijd) 2.08.30 uur, 2.08.37 uur en 2.10.12 uur bewegingen maakt in het (in aanbouw zijnde) gebouw van de moskee. Vanaf 2.13.56 uur is er rook te zien in het licht van de moskee.
Om 2.22.58 uur komt een persoon in beeld met een lichtkleurige vierkante tas, lopend buiten het moskeegebouw. Deze persoon loopt vanaf de [adres 2] in de richting van de [straatnaam 1] en gaat rechtsaf het fietspad van de [straatnaam 2] op. Om 2.27.21 uur verschijnt deze persoon weer in beeld op de kruising van het fietspad van de [straatnaam 2] met de [adres 2], om vervolgens in de richting van de moskee te lopen. Nadat hij daar enkele ogenblikken blijft staan, draait hij zich om 2.29.07 uur om en loopt hij weer terug naar het fietspad [straatnaam 2].
[getuige] heeft verklaard dat hij op 3 april 2021 omstreeks 2.55 uur, toen hij vanaf het fietspad van de [straatnaam 2] in Gouda in de richting van de [adres 2] liep, een man zijn kant op zag rennen, komende uit de richting van de [adres 2]. Deze man droeg volgens [getuige] een gele Jumbo bigshoppertas. Daarna rook [getuige] een brandlucht en zag hij dat er brand was in de moskee.
De verdachte is omstreeks 3.04 uur aangehouden. Hij droeg toen een gele Jumbo bigshoppertas. De verbalisanten die de verdachte hebben aangehouden, roken dat de verdachte een brandlucht bij zich droeg. Ook de deken in de Jumbo bigshoppertas rook naar brand.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de man met de gele Jumbo bigshoppertas was die [getuige] heeft gezien én dat het goed kan zijn dat hij de persoon is die om 2.22.58 uur en 2.29.07 uur te zien is op de camerabeelden, buiten het moskeegebouw. De verdachte heeft ontkend het gebouw binnen te zijn geweest.
De rechtbank is van oordeel dat niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat de verdachte de persoon binnen in de moskee is geweest. Immers, de camerabeelden zijn onvoldoende duidelijk en op basis daarvan kan niet worden vastgesteld dat het dezelfde persoon is en bovendien verstrijken er 13 minuten tussen het moment waarop de persoon binnen in de moskee te zien is en het moment dat de verdachte buiten de moskee in beeld komt. Bij de persoon in de moskee is ook geen vierkante tas te zien. Het moment waarop [getuige] de verdachte zag, was bovendien circa 45 minuten later.
De verdachte heeft - zoals de officier van justitie ook heeft opgemerkt - wisselend verklaard over zijn aanwezigheid in de nabijheid van de moskee en rook hij naar brand. Alhoewel dit zeker vragen oproept, zijn deze enkele omstandigheden in het licht van het voorgaande onvoldoende om tot het wettig en overtuigend bewijs te komen dat de verdachte de persoon moet zijn geweest die ín de moskee was.
Nu niet kan worden vastgesteld dat het de verdachte was die in de moskee was kort voor het moment dat er rook te zien is bij moskee, maakt dat de verdachte reeds daarom van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Daarbij komt dat evenmin duidelijk is geworden waardoor de brand precies is veroorzaakt. Het onderzoek van de brandweer naar de oorzaak van de brand heeft geen duidelijke aanwijzingen opgeleverd die de brand kunnen verklaren: ‘Een mogelijke methode welke niet bekracht dan wel onbekracht is gebleven, is het bijbrengen van vuur in enigerlei vorm’, aldus de brandweer.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande niet bewezen hetgeen de verdachte ten laste is gelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.

4.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J. van der Ven, voorzitter,
mr. R.E. Perquin, rechter,
mr. J. Snoeijer, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.N.D. Snel, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 oktober 2021.