ECLI:NL:RBDHA:2021:10811
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake asielaanvraag door niet tijdig beslissen
In deze zaak heeft eiser op 16 december 2020 een asielaanvraag ingediend op basis van artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 5 juli 2021 de asielaanvraag ingewilligd en eiser een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend, geldig van 16 december 2020 tot 16 december 2025. Eiser heeft op 12 juli 2021 verweerder in gebreke gesteld, waarna hij op 1 augustus 2021 beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag.
De rechtbank heeft vastgesteld dat op 11 juli 2020 de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND in werking is getreden, waardoor het niet meer mogelijk was om dwangsommen te verbeuren of beroepen tegen het niet tijdig beslissen in te dienen. Echter, op 3 maart 2021 is een wetsvoorstel ingediend voor de definitieve afschaffing van dwangsommen in asielzaken, en per 11 juli 2021 is het indienen van beroepen tegen het niet tijdig beslissen opnieuw mogelijk gemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ingebrekestelling van eiser op 12 juli 2021 onder de gewijzigde Tijdelijke wet is gedaan, maar dat verweerder op 5 juli 2021 al had beslist op de asielaanvraag.
De rechtbank concludeert dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk is, omdat verweerder op het moment van de ingebrekestelling al had beslist. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.P. Hameete, rechter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.