ECLI:NL:RBDHA:2021:10804

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 oktober 2021
Publicatiedatum
4 oktober 2021
Zaaknummer
C/09/617318 / KG RK 21-1059
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in civiele procedure met betrekking tot arbeidsovereenkomst en geweldsincident

Op 4 oktober 2021 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag het wrakingsverzoek van Kwik-Fit Nederland B.V. afgewezen. Het verzoek was gericht tegen mr. L.C. Heuveling van Beek, de rechter in een procedure over de ontbinding van een arbeidsovereenkomst tussen verzoekster en de belanghebbende, die voortkwam uit een geweldsincident. Verzoekster stelde dat de rechter partijdig was en het beginsel van hoor en wederhoor had geschonden door te weigeren een beeldopname van het incident ter zitting te bekijken. De wrakingskamer oordeelde dat het niet bekijken van de beelden op zitting, alvorens een voorlopig oordeel te geven, in beginsel geen grond voor wraking oplevert. De wrakingskamer nam daarbij in overweging dat de rechter wel kennis had genomen van stills en een beschrijving van de beelden, en dat partijen zich over de zaak konden uitlaten. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor partijdigheid van de rechter en dat de klachten van verzoekster niet voldoende waren om het wrakingsverzoek te honoreren. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2021/60
zaak- /rekestnummer: C/09/617318 / KG RK 21/1059
Beslissing van 4 oktober 2021
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
Kwik-Fit Nederland B.V.,
hierna te noemen: verzoekster,
gemachtigde: mr. A.J. Verweij,
strekkende tot de wraking van
mr. L.C. Heuveling van Beek,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.
Belanghebbende in deze procedure is:
[belanghebbende] ,
gemachtigde: mr. K.S. Loilargosain.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 30 augustus 2021;
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 31 augustus 2021;
- de schriftelijke reactie van de belanghebbende van 1 september 2021;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 9 september 2021;
- het e-mailbericht van verzoekster, met bijlage, van 17 september 2021.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
- [vertegenwoordiger verzoekster] als vertegenwoordiger van verzoekster en de gemachtigde van verzoekster;
- de gemachtigde van de belanghebbende;
- de rechter.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer 9286544/21-50403 tussen verzoekster en de belanghebbende. Deze zaak heeft (thans nog) betrekking op de ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen verzoekster en de belanghebbende. Aanleiding van deze ontbinding is een geweldsincident tussen de belanghebbende en een collega, waarvan een beeldopname beschikbaar is. Verzoekster heeft deze beeldopname in het geding gebracht. In de zittingzaal waren alle faciliteiten beschikbaar om deze opname te bekijken.
Aan het begin van de zitting van 30 augustus 2021 hebben partijen geprobeerd de zaak te schikken. Toen dat niet lukte, heeft de rechter op verzoek van partijen een voorlopig oordeel gegeven. Toen ook daarna schikkingsonderhandelingen op niets uitliepen, heeft de rechter de zaak nog kort inhoudelijk met partijen besproken.
2.2.
Verzoekster heeft blijkens het schriftelijke verzoek en de toelichting tijdens de mondelinge behandeling het volgende aan haar verzoek ten grondslag gelegd. Verzoekster heeft tijdens de zitting ervaren dat de rechter “op de hand van de belanghebbende was” en het haar kwalijk nam dat de zaak niet werd geschikt. Bij aanvang van de zitting vertelde de rechter dat het een lange, uitputtende en dure procedure zou gaan worden en toen bleek dat de zaak niet kon worden geregeld, maakte de rechter verzoekster – op geïrriteerde toon – het verwijt dat zij de rechter niet volgde in haar voorlopig oordeel. Verzoekster heeft verschillende keren gezegd dat zij zich niet in dit voorlopig oordeel kon vinden en dat de juistheid van haar stellingen zou blijken uit de beeldopname van het geweldsincident. Ondanks verschillende verzoeken daartoe, heeft de rechter geweigerd die beeldopname ter zitting te bekijken. Zij wilde dat pas doen tijdens een getuigenverhoor, dat volgens het voorlopig oordeel van de rechter noodzakelijk zou zijn. Volgens verzoekster heeft de rechter het beginsel van hoor en wederhoor geschonden door te weigeren kennis te nemen van een productie die het standpunt van verzoekster onderschreef.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
De wrakingskamer overweegt als volgt. Aan verzoekster kan worden toegegeven dat het in deze specifieke situatie, gelet op de uiteenlopende standpunten van partijen over het geweldsincident, de beschikbaarheid van de beelden en de op zitting aanwezige apparatuur, voor de hand had gelegen de beeldopnames op de zitting te bekijken. De wrakingskamer is echter van oordeel dat het niet bekijken van de beelden op zitting, alvorens een voorlopig oordeel te geven, in beginsel geen grond voor wraking oplevert. Van een situatie die niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid, acht de wrakingskamer geen sprake. Daarbij weegt de wrakingskamer mee dat er zogenoemde “stills” van de videobeelden en een beschrijving van het filmpje in het dossier zaten, waarvan de rechter wel kennis heeft genomen voordat zij een voorlopig oordeel gaf. Daarbij heeft zij te kennen gegeven dat zij de beeldopnames mogelijk in een later stadium in het kader van een getuigenverhoor wil bekijken. Partijen hebben zich op zitting over de zaak en de beelden kunnen uitlaten. Van schending van hoor en wederhoor is dan ook geen sprake. De inhoud van een voorlopig oordeel kan voorts naar zijn aard geen grond voor wraking opleveren.
3.3.
De klacht van verzoekster dat zij zich onder druk gezet voelde om een schikking te treffen, vat de wrakingskamer op als een bejegeningsklacht. Voor zover de klachten van verzoekster zien op de manier waarop zij door de rechter is bejegend, overweegt de wrakingskamer dat de wrakingsprocedure voor dergelijke klachten niet is bedoeld. Daarvoor is een klachtprocedure in het leven geroepen. Concrete feiten en omstandigheden waaruit volgt dat in deze bejegening (de schijn van) partijdigheid van de rechter besloten ligt, zijn gesteld noch gebleken.
3.4.
De wrakingskamer zal gelet op het voorgaande het wrakingsverzoek afwijzen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoekster p/a haar gemachtigde;
• de belanghebbende p/a zijn gemachtigde;
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. S.M. Krans, J. Brandt en S.E. Postema, in tegenwoordigheid van de griffier mr. I.B. van Angeren en in het openbaar uitgesproken op 4 oktober 2021.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.