10.4Hoewel verweerder tijdens de zitting daarmee wel is ingegaan op het betoog van eisers is dit naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd. Het geconstateerde motiveringsgebrek is niet gerepareerd. Dat de autoriteiten van de VAE de eis van een tewerkstellingsvergunning zouden stellen betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat alle illegale migranten ook daadwerkelijk hierover beschikken, terwijl zij wel arbeid verrichten. Zoals ook bij verweerder bekend mag worden verondersteld is dit in Nederland ook niet altijd het geval. De enkele omstandigheid dat een tewerkstellingsvergunning wordt vereist, betekent niet dat er geen illegale migranten zijn of illegale arbeid wordt verricht of dat het lastig is daar langdurig illegaal te verblijven. Verweerder heeft ook niet verwezen naar bronnen, ter onderbouwing van zijn (kennelijke) vooronderstelling dat het zeer lastig is om langdurig illegaal in de VAE te verblijven, op de wijze waarop eisers dat hebben omschreven. Ook op dit punt heeft verweerder onvoldoende invulling gegeven aan zijn onderzoeksplicht en aan de samenwerkingsverplichting, doordat verweerder heeft nagelaten de verklaringen van eisers af te zetten tegen algemene informatie, die bij verweerder bekend en beschikbaar moet zijn, over illegaal verblijf in de VAE.
Het beroep op het gelijkheidsbeginsel
11. De rechtbank wijst verweerder erop dat de verwijzing van eisers naar hun in Nederland toegelaten (gestelde) familieleden in de aanvullende beroepsgronden van
21 augustus 2021 opgevat moet worden als een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Dit is ter zitting op 1 september 2021 ook bevestigd door eiseres. Hoewel de rechtbank het met verweerder eens is dat deze beroepsgrond rijkelijk laat in de procedure is aangevoerd, was dit nog wel op tijd. Verder moet nu opnieuw op de aanvragen worden beslist. De rechtbank geeft verweerder in overweging om de zaken van de (gestelde) familieleden te vergelijken met die van eisers. Daarbij kan de stelling van de gemachtigde van eisers worden meegenomen, dat - zo begrijpt de rechtbank - ook in die zaken ondersteunende verklaringen van Rohingya-belangenorganisaties zijn overgelegd en dat deze anders dan hier, in het voordeel van de vreemdelingen zijn betrokken.
12. De besluiten zijn in strijd met artikel 3:2 van de Awb en artikel 3:46 van de Awb tot stand gekomen. De beroepen zijn gegrond en de rechtbank vernietigt de bestreden besluiten. Verweerder zal nieuwe besluiten moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank ziet, zoals gezegd, geen aanleiding de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten in stand te laten. De rechtbank ziet ook geen aanleiding zelf in de zaak te voorzien, aangezien het niet aan de rechtbank is haar oordeel over de geloofwaardigheid in de plaats te stellen van dat van verweerder. Verweerder zal de geloofwaardigheid van het asielrelaas opnieuw moeten beoordelen. Verder ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden.
13. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht, zodat de kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand worden vastgesteld op € 1870,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor de nadere zitting, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).