ECLI:NL:RBDHA:2021:10793

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 oktober 2021
Publicatiedatum
4 oktober 2021
Zaaknummer
C/09/615220 / KG ZA 21/694
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vordering op grond van artikel 843a Rv wegens gebrek aan rechtmatig belang bij gevraagde stukken

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 oktober 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Participatiebedrijf KempenPlus en BNG Bank N.V. KempenPlus vorderde op grond van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) inzage in bepaalde interne documenten van BNG, die verband hielden met een fraudezaak waarbij KempenPlus was betrokken. KempenPlus stelde dat zij rechtmatig belang had bij de gevraagde stukken om de aansprakelijkheid van BNG vast te stellen, aangezien BNG mogelijk haar zorgplicht had geschonden door niet adequaat te reageren op verdachte transacties.

De rechtbank oordeelde echter dat KempenPlus niet had aangetoond dat zij een rechtmatig belang had bij de gevraagde documenten. De voorzieningenrechter merkte op dat de feiten rondom de fraude al duidelijk waren door een rapport van BDO, dat een gedetailleerd overzicht van de frauduleuze transacties gaf. Hierdoor was het niet noodzakelijk voor KempenPlus om de interne stukken van BNG te verkrijgen om haar vorderingen te onderbouwen.

De rechtbank wees de vorderingen van KempenPlus af en oordeelde dat zij als de in het ongelijk gestelde partij ook de proceskosten moest vergoeden aan BNG. Dit vonnis benadrukt het belang van het aantonen van een rechtmatig belang bij het verzoek om inzage in documenten op basis van artikel 843a Rv.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/615220 / KG ZA 21/694
Vonnis in kort geding van 5 oktober 2021
in de zaak van
Participatiebedrijf KempenPluste Bladel,
eiseres,
advocaat mr. M.A. de Vlieger te Rotterdam,
tegen:
BNG Bank N.V.te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. S. Heeroma te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘KempenPlus’ en ‘BNG’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 26 juli 2021, met producties 1 tot en met 20;
- de door BNG overgelegde conclusie van antwoord, met producties 1 en 2;
- de op 21 september 2021 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door KempenPlus pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
KempenPlus is verantwoordelijk voor de uitvoering van de Participatiewet en Wet sociale werkvoorziening voor een aantal gemeenten in de Kempen. Zij exploiteert onder meer een sociale werkplaats. BNG is de huisbank van KempenPlus en zij treedt voor KempenPlus op als betaaldienstverlener en kredietverstrekker. Daarnaast verzorgt BNG voor KempenPlus het zogenoemde ‘schatkistbankieren’, waarbij BNG voor KempenPlus gelden overboekt van en naar de schatkist.
2.2.
KempenPlus is het slachtoffer geworden van fraude, meer in het bijzonder van verduistering en valsheid in geschrifte, door haar voormalig financieel administrateur [A] , hierna ‘ [A] ’. Deze fraude is aan het licht gekomen doordat ABN Amro, de bank waar [A] een privé-bankrekening had, op 19 september 2019 bij BNG heeft gemeld dat een afwijkend inkomsten- en uitgavenpatroon op de bankrekening van [A] is geconstateerd en dat die rekening gevoed werd door betalingen vanaf de bankrekening van KempenPlus bij BNG, hierna ‘de bankrekening’. BNG heeft KempenPlus hiervan nog dezelfde dag op de hoogte gebracht en zij heeft daarbij aan KempenPlus meegedeeld dat zij een aantal willekeurige zoekslagen binnen de transacties van de bankrekening heeft verricht, waarbij is geconstateerd dat de bedragen die waren overgemaakt naar de bankrekening van [A] al een keer waren betaald aan de betreffende crediteur van KempenPlus.
2.3.
Er is strafrechtelijk en forensisch onderzoek gedaan naar de fraude binnen KempenPlus. Uit dit laatste onderzoek, dat is uitgevoerd door BDO en heeft geleid tot een rapport van 30 april 2021, is voor zover hier van belang gebleken dat de fraude voor het grootste gedeelte heeft plaatsgevonden via de bankrekening en dat daarvan in de periode van 23 mei 2014 tot en met 6 augustus 2019 door middel van handmatige betalingen een bedrag van € 4.534.778,78 is overgeboekt naar de bankrekening van [A] . Het strafrechtelijk onderzoek is nog niet afgerond.
2.4.
In een e-mailbericht van 3 maart 2021 heeft [de directeur] (directeur van KempenPlus) aan BNG verzocht om hem het bankdossier met betrekking tot de betaal- en kredietrelatie met KempenPlus toe te sturen, zodat KempenPlus over de benodigde informatie beschikt om te achterhalen hoe de fraude/verduistering heeft kunnen plaatsvinden en om haar rechtspositie te bepalen. Meer in het bijzonder is in dit e-mailbericht gevraagd om (samengevat) de overeenkomst(en) tussen KempenPlus en BNG en de (interne) correspondentie, verslagen, memo’s, geluidsopnames, uitgewerkte transcripties en (transactie)monitoringsgegevens met betrekking tot de bankrekening en [A] over de periode van 23 mei 2014 tot en met 6 augustus 2019.
2.5.
Op 17 maart 2021 heeft BNG de stukken met betrekking tot de overeenkomst(en) tussen KempenPlus en BNG, onder meer met betrekking tot de bankrekening, en de externe correspondentie en de procuraties aan KempenPlus toegezonden. Met betrekking tot de overige door KempenPlus in haar e-mailbericht van 3 maart 2021 opgevraagde stukken heeft BNG meegedeeld dat deze stukken bestemd zijn voor intern gebruik en dat het haar niet vrij staat om deze stukken onverplicht aan KempenPlus te verstrekken, omdat deze bedrijfsgevoelige en procesmatige gegevens bevatten die zij niet vrij kan delen. Partijen hebben hun standpunten in correspondentie van 30 maart 2021 (KempenPlus) en 1 april 2021 (BNG) herhaald.
2.6.
Bij brief van 14 april 2021 heeft de advocaat van KempenPlus het standpunt van KempenPlus nogmaals toegelicht, waarbij ook is meegedeeld dat KempenPlus van mening is dat BNG haar (contractuele) zorgplicht jegens KempenPlus heeft geschonden, kort gezegd omdat BNG maatregelen had kunnen en moeten nemen ter voorkoming/beperking van de schade die KempenPlus als gevolg van de verduistering lijdt of zal lijden, en dat KempenPlus BNG voor die schade aansprakelijk stelt. BNG is gesommeerd om uiterlijk op 30 april 2021 alsnog inzage, afschrift en/of uittreksel te verstrekken van het volledige interne klantdossier van KempenPlus.
2.7.
BNG heeft in een brief van 14 mei 2021 (samengevat en voor zover hier van belang) aan KempenPlus meegedeeld dat zij van mening is dat zij haar zorgplicht niet heeft geschonden, dat KempenPlus heeft nagelaten tijdig te klagen en dat KempenPlus geen rechtmatig belang bij afgifte van of inzage in de door haar verlangde stukken heeft.

3.Het geschil

3.1.
KempenPlus vordert – zakelijk weergegeven – veroordeling van BNG om uiterlijk binnen zeven dagen op grond van het bepaalde in artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) aan KempenPlus afschriften, uittreksels en/of kopieën af te geven van:
  • alle verslagen en/of memo’s die in de periode van 23 mei 2014 tot en met 6 augustus 2019 door BNG zijn gemaakt naar aanleiding van telefoongesprekken en besprekingen met KempenPlus en/of [A] , aangaande KempenPlus en/of de bankrekening;
  • alle geluidsopnames en uitgewerkte verslagen en transcripties daarvan die in de periode van 23 mei 2014 tot en met 6 augustus 2019 door BNG zijn gemaakt van telefoongesprekken met KempenPlus en/of [A] , aangaande KempenPlus en/of de bankrekening;
  • alle interne correspondentie, verslagen en/of memo’s en (transactie)monitoringsgegevens van BNG over de periode van 23 mei 2014 tot en met 6 augustus 2019 aangaande KempenPlus en/of de bankrekening;
een en ander op straffe van een dwangsom en met veroordeling van BNG in de proceskosten.
3.2.
Daartoe stelt KempenPlus – samengevat – het volgende. KempenPlus heeft er belang bij om met betrekking tot de door [A] gepleegde fraude de onderste steen boven te krijgen en om de mate van aansprakelijkheid van de bij de fraude betrokkenen vast te stellen. KempenPlus heeft sterke indicaties dat BNG ‘gevaarsbewust’ is geweest met betrekking tot de frauduleuze transacties en dat zij de op haar rustende bancaire zorgplicht jegens KempenPlus heeft geschonden. In welke mate hiervan sprake is kan alleen worden vastgesteld aan de hand van het interne bankdossier van BNG met betrekking tot KempenPlus en de bankrekening. KempenPlus heeft bij herhaling aan BNG verzocht om afgifte van interne stukken en gegevens, dan wel om inzage daarin, maar BNG weigert deze stukken met KempenPlus te delen. Het gaat om voldoende bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarbij KempenPlus partij is en KempenPlus heeft een rechtmatig belang bij deze stukken, terwijl BNG er geen rechtens te respecteren belang bij heeft om KempenPlus deze stukken te onthouden.
3.3.
BNG voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
In geschil is de vraag of BNG gehouden is de door KempenPlus verlangde informatie aan haar te verstrekken. KempenPlus heeft haar vorderingen gebaseerd op artikel 843a Rv. Voor een geslaagd beroep op dat artikel moet zijn voldaan aan de volgende vereisten:
  • KempenPlus moet een
  • de stukken moeten
  • de stukken moeten betrekking hebben op een
Artikel 843a lid 4 Rv bepaalt ten slotte dat degene die de stukken tot zijn beschikking of onder zijn berusting heeft niet gehouden is aan deze vordering te voldoen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn of indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd.
4.2.
Het is aan KempenPlus om in dit kort geding aannemelijk te maken dat aan alle hiervoor genoemde vereisten is voldaan. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is KempenPlus daarin niet geslaagd. Daarvoor is het volgende redengevend.
4.3.
KempenPlus heeft betoogd dat zij een rechtmatig belang bij de gevraagde stukken heeft, omdat zij sterk het vermoeden heeft dat BNG zich op enig moment gedurende de door [A] gepleegde fraude bewust heeft moeten zijn van het daaraan voor KempenPlus verbonden gevaar, maar vervolgens heeft nagelaten adequate maatregelen te treffen en daarmee haar (bancaire) zorgplicht jegens KempenPlus heeft geschonden. KempenPlus heeft gesteld dat alleen aan de hand van de interne stukken van BNG kan worden vastgesteld welke informatie met betrekking tot de ongebruikelijke transacties BNG op welk moment tot haar beschikking had en daarmee op welk moment BNG ‘gevaarsbewust’ is geworden. Nu BNG weigert haar interne stukken aan KempenPlus te verstrekken, is het voor KempenPlus niet mogelijk om vast te stellen wanneer BNG ‘gevaarsbewust’ is geworden en kan zij de omvang van de aansprakelijkheid van BNG niet vaststellen, aldus KempenPlus. Omdat KempenPlus in een bodemprocedure belast zal zijn met het bewijs van de stelling dat en vanaf welk moment BNG ‘gevaarsbewust’ is geworden en de gevraagde stukken tot dat bewijs kunnen dienen, kan een behoorlijke rechtsbedeling volgens KempenPlus niet zonder exhibitie van deze stukken gewaarborgd worden.
4.4.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter brengt het vereiste rechtmatig belang mee dat KempenPlus een direct en concreet belang moet hebben bij de gevraagde stukken. Dat is het geval als die stukken relevant zijn voor de onderbouwing van de rechtsmaatregelen die KempenPlus voornemens is tegen BNG te treffen. Die situatie doet zich hier niet voor. De feitelijke gang van zaken rond de fraude is immers inmiddels al duidelijk. Het uitvoerige rapport van BDO bevat een gedetailleerd overzicht van alle frauduleuze overboekingen met datum, en een analyse van de gehanteerde methode. Derhalve valt niet in te zien waarom BNG niet op basis van die gegevens zou kunnen gaan procederen. Zij weet immers precies hoe de fraude in zijn werk is gegaan. Voor zover zij van mening is dat BNG in het rekeningverloop een evident ongebruikelijk patroon heeft herkend, althans had moeten herkennen, zijn de thans voorhanden zijnde gegevens, te samen met de door BNG op verzoek al overgelegde stukken, waaronder contractstukken, vooralsnog voldoende voor de start van een procedure.
4.5.
BNG heeft overigens gemotiveerd betwist dat zij haar zorgplicht jegens KempenPlus heeft geschonden. Zij heeft in dat verband naar voren gebracht dat de achteraf frauduleus gebleken betaalopdrachten voorzien waren van twee handtekeningen van daartoe geautoriseerde werknemers van KempenPlus en dat BNG gelet op de van toepassing zijnde Voorwaarden Betaaldiensten de betaling heeft mogen uitvoeren op basis van het in de betaalopdracht vermelde rekeningnummer, zonder daarbij acht te hoeven slaan op overige informatie, zoals de tenaamstelling van de rekening. BNG heeft daarbij gesteld dat de betalingen van de bankrekening naar de bankrekening van [A] overeenkomstig de tussen partijen overeengekomen vorm en procedure zijn gedaan, dat BNG niet wist of hoefde te weten van ongebruikelijk betalingsverkeer of fraude en dat BNG onder die omstandigheden verplicht was de betaling naar de bankrekening van [A] uit te voeren. Of BNG daarmee aan haar zorgplicht heeft voldaan zal uiteindelijk in een bodemprocedure beoordeeld moeten worden. De voorzieningenrechter is gegeven de reeds voorhanden zijnde informatie, waaronder het BDO-rapport en de inmiddels ook door BNG verstrekte externe correspondentie, van oordeel dat KempenPlus op dit moment geen rechtmatig belang heeft bij afgifte van de in dit kort geding gevorderde bescheiden. Dat klemt te meer daar die informatie volgens KempenPlus tot doel heeft om
de omvangvan de aansprakelijkheid van BNG vast te kunnen stellen, in plaats van de aansprakelijkheid zelf. Daar komt nog bij dat door KempenPlus niet gemotiveerd is weersproken dat de thans nog gevraagde gegevens een forse werklast met zich zullen brengen voor BNG en het deels bedrijfsvertrouwelijke informatie betreft.
4.6.
Tot slot valt niet in te zien waarom niet van KempenPlus zou mogen worden gevergd dat zij, indien zij desondanks meent dat zij meer informatie nodig heeft, de vordering op grond van artikel 834a Rv, al dan niet bij wijze van provisionele voorziening, in de bodemprocedure instelt. Dit betekent dat, zoals BNG terecht heeft opgemerkt, ook betwijfeld moet worden of KempenPlus een voldoende spoedeisend belang bij toewijzing van haar vorderingen heeft.
4.7.
Gelet op het voorgaande worden de vorderingen van KempenPlus afgewezen. Daarom kan in het midden blijven of aan de overige in 4.1. genoemde vereisten is voldaan en of, zoals BNG heeft aangevoerd, KempenPlus haar klachtplicht heeft geschonden.
4.8.
KempenPlus zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding, zoals door BNG gevorderd vermeerderd met de wettelijke rente daarover.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt KempenPlus om binnen veertien dagen nadat dit vonnis is uitgesproken de kosten van dit geding aan BNG te betalen, tot dusver aan de zijde van BNG begroot op € 1.683,--, waarvan € 1.016,-- aan salaris advocaat en 667,-- aan griffierecht, in voorkomende gevallen te vermeerderen met btw;
5.3.
bepaalt dat KempenPlus bij gebreke van tijdige betaling de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd is;
5.4.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Hoekstra-van Vliet en in het openbaar uitgesproken op 5 oktober 2021.
mvt