ECLI:NL:RBDHA:2021:10746
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verlening verblijfsvergunning regulier voor humanitair tijdelijk verblijf en de beoordeling van inspanningen tot terugkeer
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die de Beninse nationaliteit bezit, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor het verblijfsdoel 'humanitair tijdelijk', omdat hij stelt dat hij buiten zijn schuld niet naar zijn land van herkomst kan terugkeren. De staatssecretaris had eerder het bezwaar van de eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag kennelijk ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van de eiser gegrond verklaard, omdat het advies van de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) onvoldoende inzichtelijk en concludent was. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet voldoende had aangetoond dat de eiser niet had laten zien dat hij wilde terugkeren naar Benin. De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om opnieuw op het bezwaar van de eiser te beslissen, met inachtneming van de uitspraak. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eiser en moet het griffierecht worden vergoed.