ECLI:NL:RBDHA:2021:10744

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 september 2021
Publicatiedatum
4 oktober 2021
Zaaknummer
NL21.12993
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Gambiaanse nationaliteit op grond van ongeloofwaardigheid van het relaas

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 september 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiser met de Gambiaanse nationaliteit. Eiser had op 9 augustus 2020 een asielaanvraag ingediend, waarin hij stelde dat hij in Gambia betrokken was bij een verkeersongeluk in 2013, waarbij kinderen omkwamen. Hij vreesde voor vervolging door nabestaanden en een gevangenisstraf. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de asielaanvraag echter afgewezen, omdat de rechtbank de verklaringen van eiser ongeloofwaardig achtte. De rechtbank oordeelde dat eiser inconsistent had verklaard over zijn ervaringen en de omstandigheden rondom het ongeluk. Eiser had onvoldoende bewijs geleverd om zijn vrees voor vervolging aannemelijk te maken. Bovendien werd zijn verzoek om uitstel van vertrek om medische redenen afgewezen, omdat hij niet had aangetoond dat hij niet kon worden uitgezet om medische redenen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en wees op de mogelijkheid van hoger beroep bij de Raad van State binnen een week na bekendmaking van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.12993

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

v-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. M.B. van den Toorn-Volkers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

ProcesverloopBij besluit van 3 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de algemene procedure afgewezen als ongegrond en geweigerd ambtshalve te bepalen dat zijn uitzetting achterwege blijft op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 9 september 2021 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [Geb. datum] 1992 en bezit de Gambiaanse nationaliteit. Hij heeft op 9 augustus 2020 in Nederland een asielaanvraag ingediend.
2. Eiser heeft aan de aanvraag ten grondslag gelegd dat hij in zijn land van herkomst in 2013 betrokken is geweest bij een verkeersongeluk. Bij dat ongeluk zijn kinderen omgekomen. Dorpelingen hebben eiser hierna aangevallen, waarbij eiser is verwond. Eiser is in verband hiermee opgenomen en behandeld in het ziekenhuis. Vanwege zijn rol bij het verkeersongeluk moest hij voor de rechtbank verschijnen. Onderweg naar de rechtbank is hij gevlucht. Bij terugkeer in Gambia vreest hij een jarenlange gevangenisstraf. Ook vreest hij dat familieleden van de overledenen hem zullen vermoorden.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht. Verweerder acht niet geloofwaardig dat eiser de gestelde problemen heeft ondervonden. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat eiser niet consistent heeft verklaard over zijn werkzaamheden in Gambia. Daarnaast heeft verweerder overwogen dat eiser summier heeft verklaard over zijn verblijf in het ziekenhuis en dat hij niet duidelijk heeft verklaard over het aantal politiebezoeken in het ziekenhuis. Tevens heeft hij bevreemdende verklaringen afgelegd over de manier waarop hij na het ongeluk werd beveiligd. Verder heeft hij wisselende verklaringen afgelegd over de brandstichting bij het huis van zijn moeder en over het aantal overledenen ten gevolge van het ongeluk. Ook over de familie die hem wil vermoorden heeft eiser volgens verweerder summiere verklaringen afgelegd. Met het overgelegde politiedocument heeft eiser de gestelde problemen door het ongeluk nog niet aannemelijk gemaakt. Eiser komt niet in aanmerking voor uitstel van vertrek, omdat hij niet voldoet aan de voorwaarden zoals genoemd in hoofdstuk A3/7 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
4. Eiser heeft hiertegen aangevoerd dat hij analfabeet is, nagenoeg geen scholing heeft gehad en dat verweerder hiermee onvoldoende rekening heeft gehouden. Verder betwist eiser dat hij ongeloofwaardig heeft verklaard. Daarnaast heeft eiser in beroep een medische verklaring overgelegd ter onderbouwing van zijn wens van uitstel van vertrek.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Verweerder heeft in het bestreden besluit terecht gewezen op de verklaring van eiser dat hij negen jaar onderwijs heeft gehad [1] . Verweerder heeft eiser dan ook niet hoeven volgen in de stelling dat in de beoordeling extra rekening zou moeten worden gehouden met een gebrek aan scholing. Dat uit eisers verklaringen kan worden afgeleid dat hij twee jaar oud was toen hij naar school ging en volgens eiser op die leeftijd nog niet van scholing kan worden gesproken, leidt niet tot een ander oordeel. Uit de gehoren en de correcties en aanvullingen blijkt verder niet dat eiser moeite heeft gehad met het beantwoorden van de hem gestelde vragen.
6. Verweerder heeft de verklaringen van eiser over de politiebezoeken in het ziekenhuis terecht als inconsistent aangemerkt. Zo heeft eiser eerst verklaard dat hij niet weet of de politie hem meerdere keren in het ziekenhuis is komen bezoeken, vervolgens heeft hij verklaard dat de politie meer dan één keer is gekomen en vlak daarna heeft hij gezegd dat de politie meer dan twee keer is geweest [2] . Van eiser mag verwacht worden dat hij hierover eenduidige verklaringen aflegt, nu de kern van zijn relaas onder meer ziet op de ondervonden problemen met de Gambiaanse autoriteiten en hij stelt nog steeds voor hen te vrezen. Met de stelling van eiser dat de politie continu in het ziekenhuis aanwezig was, heeft hij niet onderbouwd waarom hij op dit punt inconsistent heeft verklaard.
7. De verklaringen van eiser over zijn verblijf in het ziekenhuis heeft verweerder summier kunnen vinden, omdat eiser niet weet hoe hij in het ziekenhuis terecht is gekomen en welke behandeling hij daar heeft gekregen. In reactie op eisers verklaring dat hij dat niet belangrijk vond, heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat van eiser mocht worden verwacht dat hij zich daar (tenminste achteraf) over had geïnformeerd. Dat eiser, zoals hij in beroep stelt, bewusteloos naar het ziekenhuis is gebracht en heeft verklaard dat zijn wonden zijn gehecht, weerlegt dat niet.
8. Verweerder heeft niet ten onrechte bevreemdend gevonden dat eiser enerzijds heeft verklaard dat hij tijdens zijn verblijf in het ziekenhuis een maand lang werd beveiligd en continu in de gaten werd gehouden [3] en anderzijds dat hij ongeboeid en door onbewapende politiemensen naar de rechtbank is gebracht [4] en zo heeft kunnen ontsnappen. Eisers opmerking in de gronden van beroep dat hij een jonge jongen is, die een verkeersongeluk heeft veroorzaakt, weerlegt niet de door verweerder vastgestelde discrepantie in de noodzakelijke mate van beveiliging, zoals die uit genoemde verklaringen volgt.
9. Verweerder heeft terecht aan eiser tegengeworpen dat hij wisselend heeft verklaard over het aantal doden als gevolg van het door hem veroorzaakte ongeluk. Eiser heeft verklaard dat hij zeker weet dat één kind ter plekke is overleden en ook dat er ter plekke een aantal zijn doodgegaan [5] . Later heeft hij verklaard dat hij heeft gezien dat één persoon ter plekke is overleden en dat hij weet dat er later ook nog twee zijn overleden [6] . Eiser heeft in de correcties en aanvullingen op het gehoor niet toegelicht waarom hij op dit punt inconsistent heeft verklaard.
10. Verweerder heeft tot slot terecht opgemerkt dat eiser weinig weet te verklaren over de familie (nabestaanden) voor wie hij zegt te vrezen. Eiser stelt dat hij heeft gehoord dat het om machtige mensen gaat, maar weet geen namen te noemen en hij kan evenmin toelichten waaruit volgt dat zij machtig zijn [7] . Gezien de redenen voor de gestelde vrees, mocht verweerder van eiser verwachten dat hij hierover uitgebreider verklaart.
11. Verweerder heeft dan ook voldoende gemotiveerd dat eiser ongeloofwaardig heeft verklaard en daarom zijn asielrelaas niet aannemelijk heeft gemaakt. Gelet hierop komt eiser niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw. De aanvraag is dan ook terecht afgewezen als ongegrond.
12. Verweerder heeft in het bestreden besluit terecht overwogen dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden om hem om medische redenen uitstel van vertrek te verlenen. Eiser had zijn medische klachten immers niet onderbouwd. Eiser heeft hiertegen geen gronden geformuleerd in zijn (aanvullend) beroepschrift van 18 augustus 2021. Uit de in beroep overgelegde medische verklaring van 8 september 2021, opgesteld door drs. Y.A. de Reus, longarts, van het Universitair Medisch Centrum Groningen, blijkt dat eiser is gediagnosticeerd met tuberculose van het oog en dat medische behandeling hiervoor is gestart op 3 september 2021. De enkele toezending van deze medische verklaring is niet aan te merken als een beroepsgrond gericht tegen het niet verlenen van uitstel van vertrek. Eiser heeft op geen enkele wijze onderbouwd waarom hij om medische redenen niet zou kunnen worden uitgezet.
13. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.E. Paulus, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Rapport aanmeldgehoor van 15 augustus 2020, p. 6 van 11.
2.Rapport nader gehoor van 28 juli 2021, p. 12 van 23.
3.Rapport nader gehoor van 28 juli 2021, p. 12 van 23.
4.Rapport nader gehoor van 28 juli 2021, p. 18 van 23.
5.Rapport nader gehoor van 28 juli 2021, p. 8 van 23.
6.Rapport nader gehoor van 28 juli 2021, p. 19 van 23.
7.Rapport nader gehoor van 28 juli 2021, p. 20 van 23.