ECLI:NL:RBDHA:2021:10743
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 september 2021 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A.M.H.W. van Heerebeek, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 16 juni 2021 de asielaanvraag van verzoeker had afgewezen als kennelijk ongegrond. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen in afwachting van de uitkomst van het beroep.
De zitting vond plaats op 13 augustus 2021, waarbij verzoeker aanwezig was met zijn gemachtigde en een tolk, S.L. Moallemzadeh. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.C.M. van der Mark. Tijdens de zitting is het verzoek om voorlopige voorziening behandeld, samen met een andere zaak (NL21.9461) die betrekking had op hetzelfde onderwerp.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier mr. N.H. de Zeeuw, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.