Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.STICHTING BUREAU CLARA WICHMANN,
STICHTING DEGOEDEZAAK,
DE NEDERLANDSE VROUWEN RAAD,
STICHTING WOMEN INC.,
HUMANISTISCH VERBOND,
STICHTING DE BOVENGRONDSE,
DOKTERS VAN DE WERELD,
1.De procedure
- het tussenvonnis van 2 juni 2021 (hierna: het tussenvonnis) en de daarin genoemde stukken.
- het proces-verbaal van de op 12 juli 2021 gehouden mondelinge behandeling.
2.Feiten
morning afterpil en de prikpil te vergoeden vanuit de algemene middelen. Daarna zijn anticonceptiemiddelen wisselend wel of niet opgenomen geweest in het (basis)zorgpakket. Het huidige (kabinets-)standpunt is dat anticonceptie geen geneeskundige zorg is die valt onder de reikwijdte van de Zorgverzekeringswet. Op dit moment wordt anticonceptie dan ook niet vanuit het basispakket vergoed. Een uitzondering daarop vormt de groep vrouwen tot 21 jaar: zij krijgen anticonceptie wel vanuit het basispakket vergoed. Voor vrouwen tussen 18 jaar en 21 jaar vallen de kosten van het gebruik van anticonceptie daarbij onder het verplichte eigen risico. Vrouwen kunnen zich via een aanvullend pakket verzekeren voor anticonceptie.
3.Het geschil
4.De beoordeling
kostelooster beschikking moet worden gesteld. Die verplichting vloeit naar het oordeel van de rechtbank niet uit artikel 8 EVRM voort. Het gaat er om dat vrouwen in staat worden gesteld hun recht op persoonlijke autonomie ten aanzien van het voorkomen van een zwangerschap uit te oefenen. Dat anticonceptie niet gratis is, staat niet aan de uitoefening van het recht op die persoonlijke autonomie in de weg. Anticonceptie is in Nederland immers vrij verkrijgbaar, niemand heeft (anders dan via een voorschrift van een arts) de toestemming van een ander nodig om over anticonceptiemiddelen te kunnen beschikken en er is een ruime, zo niet volledige, selectie van anticonceptiva verkrijgbaar. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de kosten van alle vormen van anticonceptie zodanig zijn, dat in redelijkheid kan worden gezegd dat zij voor een ieder op te brengen zijn. Daarmee voldoet de Staat aan zijn uit artikel 8 EVRM voortvloeiende verplichting om anticonceptie toegankelijk te maken.
General Recommendation no. 24” bij artikel 12 van het VN-Vrouwenverdrag van het CEDAW-comité. [11] Zij stelt dat uit dit verdrag, in samenhang gelezen met deze aanbeveling, een verplichting voor staten voortvloeit om anticonceptie gratis ter beschikking te stellen. De rechtbank volgt Clara Wichmann c.s. hierin niet.
General recommendation no. 24” van het CEDAW-comité. In deze aanbeveling staat onder meer vermeld dat een staat discrimineert indien hij weigert wettelijke voorzieningen te treffen voor het verlenen van gezondheidsdiensten voor vrouwen op het gebied van voortplanting. Verder is vermeld in de aanbeveling dat op staten de verplichting rust om de rechten van vrouwen op gezondheidszorg te eerbiedigen, te beschermen en te verwezenlijken. Daarnaast is bepaald dat staten zonder onderscheid informatie over seksuele gezondheid, voorlichting en diensten voor alle vrouwen moeten verstrekken. De rechtbank is van oordeel dat de Staat voldoet aan deze aanbevelingen. Er is geen sprake van dat de Staat vrouwen medische voorzieningen weigert op het gebied van voortplanting. Voor vrouwen is, net als voor mannen, informatie beschikbaar over seksuele gezondheid.
an sich”, maar “hoge honoraria”. De rechtbank is van oordeel dat de kosten voor anticonceptie niet dusdanig hoog zijn, dat die een belemmering vormen zoals hier bedoeld. Van de andere belemmeringen die hierin worden vermeld, is evenmin sprake.
general commentno. 22 van het CESCR. [12] Artikel 12 bepaalt dat de staten die partij zijn bij het IVESCR het recht erkennen van eenieder op een zo goed mogelijke lichamelijke en geestelijke gezondheid. Clara Wichmann c.s. wijst erop dat het CESCR in zijn
general commentno. 22 bij artikel 12 IVESCR vermeldt dat anticonceptiva essentiële goederen zijn die kosteloos of op basis van het gelijkheidsbeginsel moeten worden verstrekt:
general commentno. 14 heeft geschreven dat het recht op gezondheid dat is verankerd in artikel 12 IVESCR onder meer betekent dat iedereen gelijke toegang tot de zorg van de hoogst mogelijke kwaliteit moet hebben en dat iedereen het recht heeft om over zijn eigen gezondheid te beschikken en daarbij zelf keuzes ten aanzien van seksuele en reproductieve rechten moet kunnen maken. Daaruit kan geen verplichting van de Staat worden afgeleid om anticonceptiva voor een ieder te vergoeden. De hierin beschreven rechten zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende gewaarborgd indien anticonceptiva goed verkrijgbaar en betaalbaar zijn, zoals in Nederland het geval is.
general commentno. 22. Hoofdstuk III – getiteld “
Normative content of the right to sexual and reproductive health” – beschrijft vier elementen van seksuele en reproductieve gezondheid, te weten
availability, accessibility(te onderscheiden in
physical accessibility,
affordabilityen
information accessibility),
acceptabilityen
quality.De door Clara Wichmann c.s. aangehaalde passage maakt deel uit van dit hoofdstuk, onder het kopje
accessibilityen subkopje
affordability. Daarin wordt niet vermeld dat het CESCR meent dat staten die zich hebben aangesloten bij dit verdrag, anticonceptiva moeten vergoeden. Het gaat er om, zo moet worden begrepen, dat anticonceptiva betaalbaar zijn en dat mensen die onvoldoende middelen hebben tegemoet worden gekomen in de kosten. Dat is naar het oordeel van de rechtbank iets anders dan dat anticonceptiva voor eenieder gratis ter beschikking zouden moeten worden gesteld. De rechtbank is van oordeel dat aan die maatstaf van toegankelijkheid (
accessibility)en betaalbaarheid (
affordability) wordt voldaan.
Issue Paperuit 2017 over ‘
Women’s sexual and reproductive health and rights in Europe’ van de Mensenrechtencommissaris van de Raad van Europa, waarin wordt gesteld dat anticonceptie gratis ter beschikking zou moeten worden gesteld en door dat niet te doen, wordt miskend dat anticonceptie een mensenrecht is. Met de Staat is de rechtbank van oordeel dat dit
issue paperniet het geldende recht vertegenwoordigt en niet juridisch bindend is; het gaat in dit paper klaarblijkelijk om een wenselijk geachte ontwikkeling. Hieruit kan geen (in rechte afdwingbare) verplichting voor de Staat worden afgeleid.
doordatanticonceptie niet door de Staat wordt vergoed en dat betekent dus ook niet dat de Staat anticonceptie om die reden moet vergoeden.