6.3Het oordeel van de rechtbank
Strafblad
Uit het strafblad van de verdachte van 25 augustus 2021 volgt dat hij in de afgelopen vijf jaar meermalen met politie en justitie in aanraking is geweest, waaronder bedreiging en mishandeling.
Toerekeningsvatbaarheid
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Pro Justitia-rapportage van 10 december 2020, opgesteld door D.J. Vinkers, psychiater en L. Stam, GZ-psycholoog. Zij hebben gerapporteerd dat de verdachte weigerde om onderzocht te worden. Gezien de ernst van het ten laste gelegde en de aanwijzingen voor mogelijke psychische problematiek, hebben zij geadviseerd om de verdachte klinisch te laten onderzoeken in het Pieter Baan Centrum (hierna: het PBC).
De verdachte is hierop van 26 april 2021 tot 4 juni 2021 ter observatie opgenomen geweest in het PBC en onderzocht. Dit heeft geresulteerd in een Pro Justitia-rapport, dat op 21 juli 2021 is uitgebracht. De Pro Justitia-rapportage is gebaseerd op de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten. De psychiater, M. van Berkel, en de psycholoog, T. ’t Hoen (hierna: de deskundigen), hebben het volgende gerapporteerd.
Ten tijde van de observatie heeft de verdachte niet over het ten laste gelegde willen praten. De verdachte is wel meermalen in gesprek geweest met de onderzoekers, waardoor er alsnog goed zicht op hem is verkregen. Volgens de deskundigen is bij de verdachte sprake van schizofrenie. Tijdens de observatieperiode stonden symptomen passend bij een actieve psychose op de voorgrond. Er zijn aanwijzingen dat deze symptomen al een paar jaar in meer of mindere mate aanwezig zijn. Daarnaast is er sprake van een stoornis in het gebruik van cannabis. De cannabis heeft een negatieve invloed op de psychotische ontregelingen van de verdachte. De stoornissen waren ten tijde van het ten laste gelegde aanwezig. Onduidelijk is in hoeverre de verdachte psychotisch ontregeld was en of de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde onder invloed was van cannabis. Op grond van de aard van het ten laste gelegde en de beschrijving hiervan in de stukken, kan volgens de deskundigen worden vastgesteld dat het gedrag van de verdachte samen lijkt te hangen met psychotische ontregeling. Gelet hierop adviseren de deskundigen om het ten laste gelegde verminderd aan de verdachte toe te rekenen.
De rechtbank is van oordeel dat dit rapport op deugdelijke wijze tot stand is gekomen.
De deskundigen hebben, ondanks de omstandigheid dat de verdachte niet over het ten laste gelegde heeft willen spreken, helder gemotiveerd hoe zij tot hun conclusies zijn gekomen. De rechtbank neemt de conclusies daarom over en legt deze conclusies ten grondslag aan haar beslissing dat de bewezen verklaarde bedreiging en mishandeling de verdachte verminderd kan worden toegerekend. Dit geldt eveneens voor de ten laste gelegde beledigingen, hoewel die niet in het rapport is meegenomen. De rechtbank gaat ervan uit dat bij de verdachte ook ten tijde van de ten laste gelegde beledigingen, die op dezelfde dag als de genoemde mishandeling hebben plaatsgevonden, sprake was van dezelfde stoornissen en dat deze stoornissen van invloed zijn geweest op het gedrag van de verdachte.
Recidiverisico en behandelkader
De deskundigen concluderen omtrent het recidiverisico en het behandelkader als volgt. Vanuit de beschreven stoornis kan worden vastgesteld dat er zonder goede begeleiding een hoog risico is op agressie in algemene zin. Vanuit de gestructureerde risicotaxatie komt naar voren dat vrijwel alle historische items van toepassing zijn op de verdachte. Ook ten aanzien van de klinische items komt de verdachte tot een hoge score. De verdachte heeft geen inzicht in zijn eigen gedrag of stoornis en er is ondanks behandeling nog sprake van actieve symptomen van de stoornis. Daarbij is ook sprake van gedragsmatige instabiliteit. Het recidivegevaar treedt voornamelijk op als de structuur wegvalt, eventueel in combinatie met het stoppen van antipsychotische medicatie en toename van het gebruik van cannabis. In een goed gestructureerde omgeving nemen de gedragsproblemen bij de verdachte af en kan hij zich aanpassen.
De verdachte is niet bereid om mee te werken aan een klinische behandeling in een gestructureerde omgeving. Een behandeling in een voorwaardelijk kader is volgens de deskundigen daarom niet mogelijk. De mogelijkheid van een civiele zorgmachtiging is onderzocht, maar de verwachting is dat een langere opname nodig is dan de duur van de zorgmachtiging. Daarnaast wordt binnen een zorgmachtiging beoogd om zo snel als mogelijk ambulant te gaan behandelen. In het geval van de verdachte wordt geadviseerd om de stappen richting ambulante behandeling langzaam en weloverwogen te nemen, om het risico op agressief gedrag zo veel mogelijk in te perken. Daarbij komt dat eerder is geprobeerd om de verdachte binnen een zorgmachtiging te behandelen. De enige mogelijkheid die resteert om de verdachte een passende behandeling op te leggen, is daarom de tbs-maatregel met dwangverpleging.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de reclasseringsadviezen van 26 augustus 2021 en 16 september 2021. Evenals de deskundigen schat de reclassering het recidiverisico hoog in. Het ontbreekt de verdachte aan ziektebesef en -inzicht. Gebleken is dat de verdachte niet in staat is om zich te conformeren aan voorwaarden. De reclassering ziet derhalve geen mogelijkheden om met voorwaarden de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen. Sinds 2018 is de verdachte onder opeenvolgende zorgmachtigingen gedwongen opgenomen geweest. De initiële behandeltermijn van een zorgmachtiging is ontoereikend om de benodigde (klinische en ambulante) behandeling te bieden en de leefgebieden doeltreffend te stabiliseren. De psychische problematiek van de verdachte is dermate complex dat een langdurige klinische behandeling noodzakelijk is om tot recidivebeperking te komen. Een behandeling op basis van een zorgmachtiging is dan ook niet toereikend. De reclassering adviseert daarom – in aansluiting op het advies van het PBC – om aan de verdachte de tbs-maatregel met dwangverpleging op te leggen. Op dit moment kan volgens de reclassering het recidiverisico na behandeling in het kader van de gemaximeerde tbs-maatregel, niet worden ingeschat. De maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht biedt de mogelijkheid om de risico’s te zijner tijd opnieuw te boordelen en indien nodig voorwaarden te stellen. De reclassering adviseert om de verdachte ook deze maatregel op te leggen.
De rechtbank neemt de conclusies uit de rapporten over en legt die ten grondslag aan haar oordeel dat bij de verdachte sprake is van een hoog recidiverisico en dat, teneinde dat risico te verminderen, een langdurige klinische behandeling van de verdachte, zoals door de deskundigen beschreven, noodzakelijk is.
De rechtbank heeft tot slot kennisgenomen van een e-mailbericht van de geneesheer-directeur van Fivoor, J. Scheppers (hierna: geneesheer-directeur), dat na de pro-formazitting van 27 juli 2021 desgevraagd aan de officier van justitie is toegezonden. De geneesheer-directeur acht een zorgmachtiging niet opportuun. Een zorgmachtiging is een civielrechtelijke machtiging waarbij het uitgangspunt een zo kort als mogelijk durende opname is, gericht op herstel van de patiënt. Dit is een wezenlijk ander uitgangspunt dan een forensische zorgtitel, waarbij ook wordt ingezet op recidivepreventie en bescherming van de maatschappij. Een behandeling van een half jaar is voor de verdachte niet afdoende, mede gelet op het feit dat een eerdere plaatsing niet afdoende is gebleken om herhaling van delictgedrag door de verdachte te voorkomen, aldus de geneesheer-directeur.
Maatregel
Uit voornoemde rapporten en het e-mailbericht van de geneesheer-directeur is gebleken dat een zorgmachtiging onvoldoende waarborgen biedt dat de verdachte de behandeling krijgt die noodzakelijk is om het recidiverisico te beteugelen. Naar het oordeel van de rechtbank behoort een behandeling in het kader van een zorgmachtiging dan ook niet tot de mogelijkheden. Er resteert dan slechts de mogelijkheid om aan de verdachte de tbs-maatregel op te leggen. Uit de genoemde rapporten is gebleken dat de verdachte niet in staat is om zich te conformeren aan voorwaarden. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij het niet eens is met de deskundigen en dat hij geen behandeling nodig heeft, niet begeleid wil wonen en dat hij als hij vrijkomt “sowieso weer wil gaan blowen”. Als de verdachte wordt veroordeeld, wil hij zich wel aan de voorwaarden houden, want dat is volgens de verdachte beter dan de tbs-maatregel met dwangverpleging. De rechtbank heeft er op basis van de rapportages en de wisselende verklaringen van de verdachte ter terechtzitting onvoldoende vertrouwen in dat de verdachte de nodige motivatie kan opbrengen in het kader van tbs met voorwaarden. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat oplegging van de tbs-maatregel met dwangverpleging geboden is.
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de wettelijke voorwaarde voor het opleggen van de tbs-maatregel dat het onder 2 bewezen verklaarde feit een misdrijf is als genoemd in artikel 37a, eerste lid, onder 2, van het Wetboek van Strafrecht. Voorts bestond tijdens het begaan van dat feit bij de verdachte een ziekelijke stoornis van de geestvermogens.
De rechtbank is verder van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke vereiste dat de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist. Daartoe is redengevend hetgeen de rapporteurs naar voren hebben gebracht omtrent de stoornissen en de complexe problematiek van de verdachte en het daarmee aanzienlijke risico op geweldsuitingen. Het is daarom onverantwoord om de verdachte onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. In het licht van het voornoemde concludeert de rechtbank dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen vereist dat aan de verdachte de tbs-maatregel wordt opgelegd.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank dan ook de terbeschikkingstelling van de verdachte gelasten en bevelen dat de verdachte van overheidswege wordt verpleegd.
Duur maatregel
Op grond van artikel 38e, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, mag de totale duur van de maatregel een periode van vier jaren niet te boven gaan, tenzij de tbs-maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank is van oordeel dat de bewezen verklaarde bedreiging niet kan worden aangemerkt als een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen in de zin van artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte heeft een verbale bedreiging geuit, die niet is voorafgegaan, vergezeld, of gevolgd door niet-verbaal gedrag dat naar zijn aard agressief is jegens de bedreigde en waardoor aannemelijk is geworden dat de bedreiging ook daadwerkelijk ten uitvoer zou worden gebracht.
Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gesteld dat het bewezen verklaarde misdrijf ter zake waarvan de terbeschikkingstelling wordt opgelegd, gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, waardoor niet is voldaan aan de voorwaarde voor het opleggen van een ongemaximeerde tbs-maatregel. De terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege kan derhalve maximaal vier jaar bedragen. De rechtbank zal dan ook aan de verdachte een gemaximeerde tbs-maatregel met dwangverpleging opleggen.
Maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking
De reclassering heeft de rechtbank tevens geadviseerd een maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op te leggen, teneinde toezicht op en begeleiding van de verdachte te verzekeren na beëindiging van de tbs-maatregel. Aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van een maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking is voldaan. De terbeschikkingstelling van de verdachte wordt gelast en de oplegging van de maatregel is in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen. Ook na de tbs-maatregel met dwangverpleging kan de noodzaak voor die maatregel nog bestaan. De rechtbank zal de maatregel daarom opleggen.
Gevangenisstraf
De rechtbank acht het niet opportuun om naast de tbs-maatregel een gevangenisstraf op te leggen.