ECLI:NL:RBDHA:2021:10671
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens te late indiening en verantwoordelijkheid van België
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 september 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van een eiser van Gambiaanse nationaliteit. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat België verantwoordelijk is voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft op 9 augustus 2021 beroep ingesteld tegen dit besluit, maar de rechtbank oordeelt dat dit beroep te laat is ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van beroep op 22 juni 2021 verstreken was, en dat eiser bijna twee maanden te laat was met zijn beroep.
Eiser heeft aangevoerd dat hij tijdig beroep heeft ingesteld, omdat hij pas kennis kreeg van het besluit na zijn vreemdelingendetentie. Hij betwist ook de wijze van bekendmaking van het besluit, omdat het voornemen naar een niet-actieve gemachtigde zou zijn gestuurd. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris het besluit op de juiste wijze heeft bekendgemaakt en dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat hij niet eerder op de hoogte was van het besluit. De rechtbank heeft de argumenten van eiser over de advocaat-cliëntrelatie en de mogelijke risico's bij overdracht aan België niet overtuigend geacht.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat de termijn voor het indienen van beroep was overschreden. De overige beroepsgronden zijn niet meer besproken, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op de maandag na de bekendmaking.