4.3.Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat verweerder zijn standpunt dat het tweede element in beide asielrelazen deels ongeloofwaardig is, niet deugdelijk heeft gemotiveerd en niet zorgvuldig heeft voorbereid. De onder 4. weergegeven beroepsgronden slagen.
5. Reeds nu niet deugdelijk is gemotiveerd dat het tweede element in beide asielrelazen deels ongeloofwaardig is en, in het verlengde daarvan, terecht deels buiten beschouwing is gelaten bij de beoordeling van de zwaarwegendheid van de asielrelazen, kan niet worden geoordeeld dat de beoordeling van de zwaarwegendheid van de asielrelazen zoals die in het bestreden besluit is verricht – dus met buiten beschouwing lating van de verklaringen van eiseres over de kennis van [naam 2] over haar zwemlessen en de daaruit volgende bedreigingen en over de aanrijding van eisers’ oom door [naam 2] – volledig en juist (gemotiveerd) is. In zoverre slaagt ook de beroepsgrond van eisers aangaande de zwaarwegendheid van hun asielrelazen.
6. De beroepen zijn gegrond. De rechtbank zal de bestreden besluiten vernietigen wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht.
7. De rechtbank ziet geen mogelijkheid om de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten in stand te laten. Ter zitting is namelijk geen toelichting gegeven waarmee voormelde gebreken in de geloofwaardigheidsbeoordeling zijn hersteld. Verder overweegt de rechtbank dat verweerder bij de beoordeling van de zwaarwegendheid van de asielrelazen niet, bij wijze van subsidiair standpunt, ook de door hem ongeloofwaardig geachte delen van het tweede element in beide asielrelazen heeft betrokken. De rechtbank ziet evenmin mogelijkheid om zelf in de zaak te voorzien, omdat het aan verweerder is om een asielrelaas op geloofwaardigheid te beoordelen en, in het geval hij meent dat een asielrelaas ongeloofwaardigheid is, om te motiveren waarom hij die mening is toegedaan. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding voor het toepassen van een bestuurlijke lus, omdat, gelet op de aard van de gebreken, de wijze waarop die moeten worden hersteld en de aard en vorm van een eventuele vervolgprocedure bij nieuwe ongunstige besluiten voor eisers, niet valt in te zien dat eisers op die manier eerder uitsluitsel krijgen in hun zaken dan als verweerder de opdracht wordt gegeven nieuwe beslissingen op de asielaanvragen te nemen binnen een termijn van acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak. De rechtbank zal verweerder dan ook opdragen, met inachtneming van deze uitspraak, nieuwe beslissingen te nemen op de asielaanvragen, binnen voormelde termijn. In die nieuwe beslissingen dient verweerder de asielaanvragen van eisers alsnog in te willigen of alsnog deugdelijk gemotiveerd af te wijzen.
8. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van de beroepschriften en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1). Hierbij merkt de rechtbank op dat zij de zaken heeft aangemerkt als samenhangend als bedoeld in artikel 3 van het Bpb.