ECLI:NL:RBDHA:2021:10656

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 september 2021
Publicatiedatum
30 september 2021
Zaaknummer
AWB 21/2888
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 23 september 2021 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een bestuursrechtelijke procedure. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A.W.J. van der Meer, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 23 april 2021 was genomen. Dit besluit had het bezwaar van verzoekster gegrond verklaard, maar verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat zij de beroepsprocedure in Nederland kon afwachten.

De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 8:83, derde lid, van de Awb uitspraak gedaan buiten zitting. In de overwegingen van de uitspraak werd aangegeven dat de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afwees, omdat de rechtbank op dezelfde dag uitspraak had gedaan op het beroep, waardoor het verzoek kennelijk ongegrond was. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open, wat betekent dat de beslissing van de voorzieningenrechter definitief is.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 21/2888
uitspraak van de voorzieningenrechter op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam] , verzoekster

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A.W.J. van der Meer),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 23 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van
verzoekster gegrond verklaard.
Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Verder heeft zij de
voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 8:83, derde lid, van de Awb uitspraak buiten zitting.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter is verzocht om hangende het beroep in de procedure met zaaknummer AWB 21/2887 te bepalen dat verzoekster de beroepsprocedure in Nederland mag afwachten.
2. Bij uitspraak van vandaag heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af als kennelijk ongegrond.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, op 23 september 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is buiten staat
deze uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.