ECLI:NL:RBDHA:2021:10651

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 september 2021
Publicatiedatum
30 september 2021
Zaaknummer
NL21.12786
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel wegens niet-ontvankelijkheid van het beroep

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 september 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. I.K. Kolev, had beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die de aanvraag op 3 augustus 2021 had afgewezen als kennelijk ongegrond. Tijdens de zitting op 8 september 2021 zijn zowel de eiser als zijn gemachtigde zonder kennisgeving niet verschenen, terwijl de staatssecretaris zich wel had laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. R.A.P.M. van der Zanden.

De rechtbank heeft het beroep behandeld, maar constateerde dat het beroepschrift geen gronden bevatte, zoals vereist volgens artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank had de eiser eerder in de gelegenheid gesteld om dit verzuim te herstellen, maar de eiser heeft binnen de gestelde termijn geen gronden ingediend. Hierdoor heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk werd behandeld. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gemaakt op 8 september 2021 en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak, waarbij hoger beroep kan worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking van het proces-verbaal.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.12786
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser,

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. I.K. Kolev),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. R.A.P.M. van der Zanden).

ProcesverloopBij besluit van 3 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL21.12786, op 8 september 2021 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn zonder kennisgeving vooraf niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht, (hierna: Awb), voor zover van belang, bevat het beroepschrift ten minste de gronden van het beroep.
2. Op grond van artikel 6:6 van de Awb, voor zover van belang, kan het beroepschrift niet-ontvankelijk worden verklaard als niet is voldaan aan artikel 6:5 van de Awb mits de indiener in de gelegenheid is geweest om het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
3. Eiser heeft in zijn beroepschrift geen gronden vermeld. De rechtbank heeft eiser daarom bij bericht van 6 augustus 2021 in de gelegenheid gesteld om dit verzuim te herstellen binnen vijf werkdagen. Eiser heeft binnen die termijn geen gronden ingediend.
4. Het beroep is niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 september 2021 door mr. W.M.P. van Alphen, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.