ECLI:NL:RBDHA:2021:10646

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 september 2021
Publicatiedatum
30 september 2021
Zaaknummer
AWB 21/1460
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf en beoordeling van gezinsbanden in vreemdelingenrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 september 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, een Syrische jongvolwassene, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om bij haar moeder, referente, in Nederland te verblijven. De aanvraag werd afgewezen op basis van het standpunt dat de feitelijke gezinsband tussen eiseres en referente was verbroken, aangezien zij sinds 10 november 2015 niet meer samenleefden. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat er sprake was van onvrijwillig vertrek uit de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) naar Syrië voor medische behandeling, en dat de gezinsband niet verbroken was.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onzorgvuldig had gehandeld door verklaringen van de ex-echtgenoot van referente niet ter beschikking te stellen aan eiseres, wat in strijd was met de beginselen van fair play en equality of arms. Desondanks concludeerde de rechtbank dat dit gebrek eiseres niet in haar belangen had geschaad, omdat het bestreden besluit zonder deze verklaringen niet anders zou zijn uitgevallen. De rechtbank bevestigde dat de feitelijke gezinsband tussen eiseres en referente was verbroken en dat er geen bewijs was voor een gedwongen scheiding. Eiseres had onvoldoende onderbouwd dat er sprake was van onvrijwillig vertrek en had geen documenten overgelegd ter ondersteuning van haar claims.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Eiseres kan binnen vier weken na bekendmaking van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/1460

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. J.W. van de Wege),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. M. Janssen).

ProcesverloopBij besluit van 3 november 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om aan haar een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) te verlenen, afgewezen. Het daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 9 februari 2021 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 juli 2021. Referente [naam 2] en de gemachtigde van eiseres zijn verschenen. Als tolk is verschenen G.M.A. Al-Harbia. Verweerder is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en bezit de Syrische nationaliteit. Referente is de moeder van eiseres. Tot 10 november 2015 verbleven eiseres en referente in de Verenigde Arabische Emiraten (de VAE). Eiseres stelt op die datum te zijn vertrokken uit de VAE om een medische behandeling te ondergaan in Syrië, waarna zij echter niet meer kon terugkeren naar de VAE.
2. In oktober 2016 heeft referente zich in het kader van nareis bij haar toenmalige echtgenoot in Nederland gevoegd. Naar aanleiding van haar echtscheiding heeft referente op 17 april 2019 een zelfstandig verblijfsrecht aangevraagd. Op 15 april 2020 heeft referente voor eiseres een aanvraag ingediend ter verkrijging van een machtiging tot voorlopig verblijf om bij referente te verblijven als familie- of gezinslid.
3. Verweerder heeft het verzoek afgewezen en de afwijzing in bezwaar gehandhaafd. Verweerder heeft zich hierbij op het standpunt gesteld dat de feitelijke gezinsband tussen eiseres en referente is verbroken, nu zij sinds 10 november 2015 niet meer in gezinsverband samenleven. Hierdoor voldoet eiseres niet aan de voorwaarden voor jongvolwassenen als bedoeld in paragraaf B7/3.8.1 en paragraaf C2/4 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc). Ook is niet gebleken van een gedwongen vertrek van eiseres uit de VAE naar Syrië en van een onmogelijke terugkeer nadien. Voorts heeft de (inmiddels) ex-echtgenoot van referente nooit een aanvraag ingediend voor eiseres. Ook heeft hij tijdens zijn asielprocedure verklaard dat eiseres geen deel van zijn gezin uitmaakte. Daarbij komt dat referente zelf heeft gekozen om bij haar aankomst in Nederland geen zelfstandig verblijfsrecht te bewerkstelligen. Dit doet zij pas naar aanleiding van haar scheiding. Er is daarom sprake van een periode van tweeënhalf jaar waarin niet is gebleken dat referente de intentie had om zich met eiseres te verenigen. Verweerder heeft in het bestreden besluit afgezien van de beoordeling van de meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie, nu eiseres daarvoor een reguliere procedure dient te volgen.
4. Op wat eiseres daartegen aanvoert wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Verklaringen van de ex-echtgenoot van referente
5. Eiseres heeft aangevoerd dat de verklaringen van de ex-echtgenoot van referente door verweerder aan haar ter beschikking hadden moeten worden gesteld, nu deze in de besluitvorming zijn betrokken. In bezwaar is in de brief van 17 december 2020 uitdrukkelijk gevraagd om de stukken, al dan niet geanonimiseerd, waaruit blijkt dat de ex-echtgenoot de tegengeworpen mededelingen zou hebben gedaan.
6. Ondanks het verzoek van eiseres heeft verweerder de stukken niet in de procedure ingebracht. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) aan het overleggen van stukken van derden in de weg staat. Daarom heeft verweerder er geparafraseerd naar verwezen in het bestreden besluit.
7. De rechtbank is van oordeel dat de besluitvorming hierdoor onzorgvuldig is geweest. Verweerder heeft de beginselen van fair play en equality of arms geschonden door de asielgehoren van de ex-echtgenoot in de beoordeling te betrekken, doch deze niet ter beschikking te stellen van eiseres. Het is niet duidelijk geworden waarom verweerder de stukken niet, al dan niet met doorgehaalde passages, in de procedure heeft kunnen inbrengen. Daarnaast is niet duidelijk geworden waarom het geparafraseerd aanhalen van wat door een identificeerbare derde in zijn asielprocedure zou zijn verklaard geen schending van de AVG oplevert, maar het overleggen van een doorgehaalde versie wel. Omdat de verklaringen van de ex-echtgenoot aldus, ook voor de rechtbank, niet verifieerbaar en controleerbaar zijn, worden deze buiten beschouwing gelaten bij de verdere beoordeling van het beroep.
8. De rechtbank ziet aanleiding om dit gebrek te passeren onder toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres is door dit gebrek namelijk niet in haar belangen geschaad, nu uit het vervolg van deze uitspraak blijkt dat het bestreden besluit zonder het betrekken van de verklaringen niet anders zou luiden.
Verbroken feitelijke gezinsband
9. Eiseres heeft aangevoerd dat de gezinsband tussen haar en referente niet is verbroken. Zij heeft in Syrië deel uitgemaakt van het gezin van referente en diens toenmalige echtgenoot. Referente is eind 2012 naar de VAE vertrokken en eiseres is haar in juni 2013 gevolgd. Eiseres is op 10 november 2015 genoodzaakt geweest om terug te keren naar Syrië voor een behandeling van haar psychische klachten. Daarna kon zij niet terugkeren naar de VAE om zich bij referente te voegen, omdat haar visum was geannuleerd. Er was dus sprake van onvrijwillig vertrek. Eiseres heeft een kopie van haar Residency Identity Card, uitgegeven door de VAE en geldig tot 25 februari 2016 en een ingetrokken visum uit 2015 overgelegd. Referente vertrok daarna in oktober 2016 naar Nederland om zich in het kader van nareis bij haar toenmalige echtgenoot te voegen. Zij kon toen geen aanvraag voor eiseres indienen omdat zij geen zelfstandig verblijfsrecht had. Door de taalbarrière wist referente niet dat het voor haar mogelijk was eerder een zelfstandig verblijfsrecht te verkrijgen om zo nareis voor haar dochter te bewerkstelligen.
10. Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de feitelijke gezinsband tussen eiseres en referente is verbroken. Eiseres heeft onvoldoende onderbouwd dat sprake was van onvrijwillig vertrek. Er zijn geen documenten overgelegd ter onderbouwing van de medische noodzaak om naar Syrië te vertrekken. Daarnaast heeft eiseres met de overgelegde stukken niet aannemelijk gemaakt dat ze geen nieuw visum kon verkrijgen om de VAE in te reizen, of dat zij dit heeft geprobeerd. Het enkele feit dat haar visum is ingetrokken, kan dan ook niet leiden tot de conclusie dat sprake was van een gedwongen scheiding.
11. Verweerder heeft hierbij mogen betrekken dat referente pas een mvv voor eiseres heeft aangevraagd op het moment dat zij al geruime tijd – drieënhalf jaar – in Nederland verbleef. Dat referente niet wist dat dit mogelijk was door een taalbarrière maakt dit niet anders. Eiseres heeft niet gesteld, noch is gebleken, dat referente gepoogd heeft om door middel van navraag bij instanties of organisaties – bijvoorbeeld VluchtelingenWerk Nederland – informatie te verkrijgen over gezinshereniging met haar dochter.
12. Voor zover eiseres op dit onderdeel heeft aangevoerd dat zij onvoldoende de kans heeft gekregen om nadere informatie in te brengen, kan dit niet slagen. Referente heeft op 15 april 2020 een mvv aangevraagd ten behoeve van eiseres. Het lag op de weg van eiseres dan wel referente om documenten te verzamelen en over te leggen om de aanvraag te ondersteunen. Eiseres heeft niet aangegeven welke documenten binnen welke termijn konden worden verwacht. Ook in beroep zijn geen verdere documenten overgelegd, noch is ter zitting gebleken dat eiseres verwacht binnen korte tijd verdere documenten te kunnen verkrijgen.
Herstellen van een verbroken gezinsband
13. Eiseres heeft verder aangevoerd dat, indien de feitelijke gezinsband tussen eiseres en referente op enig moment is verbroken, deze op een later moment weer is hersteld. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres hieraan toegevoegd dat zij en referente regelmatig telefonisch contact onderhouden.
14. In tegenstelling tot wat eiseres aanvoert, volgt uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) dat een verbroken feitelijke gezinsband niet meer kan worden hersteld. [1] Eiseres heeft geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de rechtbank gehouden zou zijn om van deze lijn af te wijken.
Toetsing meer de dan gebruikelijke afhankelijkheid
15. Eiseres heeft verder aangevoerd dat verweerder in bezwaar had moeten toetsen aan de meer dan gebruikelijke afhankelijkheid omdat hij dat ook in het primaire besluit heeft gedaan.
16. De bezwaarschriftprocedure is bedoeld voor een volledige heroverweging, waarbij verweerder niet gebonden is aan argumenten of omstandigheden die in het bezwaarschrift aan de orde zijn gesteld. Dit volgt uit artikel 7:11, eerste lid, van de Awb. Verweerder heeft dan ook in de beslissing op bezwaar kunnen afzien van deze toets door te verwijzen naar de reguliere procedure.
Hoorplicht
17. De rechtbank volgt eiseres en referente niet in hun standpunt dat er sprake is van een schending van de hoorplicht. Op grond van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb kan van het horen van een belanghebbende worden afgezien indien het bezwaar kennelijk ongegrond is. Gelet op het hiervoor overwogene bestond er redelijkerwijs geen twijfel over de conclusie dat het bezwaar van eiseres ongegrond was, waardoor verweerder met toepassing van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb van het horen van eiseres heeft kunnen afzien.
18. Het beroep is ongegrond.
19. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier, en op 23 september 2021 openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 9 november 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:3067).