Op 20 september 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer AWB 21/2103. De zaak betreft een verzoek van de verzoeker, die in beroep is tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om te bepalen dat de uitzetting van hem achterwege dient te blijven totdat er op het beroep in de procedure met zaaknummer AWB 21/2106 is beslist. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 8:83, derde lid, van de Awb uitspraak gedaan buiten zitting. Tijdens de beoordeling van het verzoek heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat er geen aanleiding is om de gevraagde voorziening toe te kennen, aangezien er op 13 september 2021 al op het beroep is beslist. Het verzoek is daarom kennelijk ongegrond verklaard en afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, in tegenwoordigheid van G. de Keuning, griffier, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie. De uitspraak is bekendgemaakt op 20 september 2021.