ECLI:NL:RBDHA:2021:10608
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Iraanse man en beoordeling van geloofwaardigheid van het asielrelaas
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 mei 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Iraanse man die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als ongegrond. De eiser, geboren in 1979, had verklaard dat hij in 2016 door de Iraanse inlichtingendienst was ondervraagd over huiskerkbijeenkomsten die zijn echtgenote zou hebben georganiseerd. Hij stelde dat hij mishandeld was tijdens zijn detentie en vreesde voor zijn leven bij terugkeer naar Iran. De rechtbank heeft de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser beoordeeld, waarbij verweerder de elementen van het asielrelaas als ongeloofwaardig heeft aangemerkt, met uitzondering van de identiteit en nationaliteit van eiser.
De rechtbank oordeelde dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het iMMO-rapport, dat de psychische toestand van eiser bevestigde, niet leidde tot een andere conclusie. De rechtbank benadrukte dat de verklaringen van eiser inconsistent en tegenstrijdig waren, en dat hij niet voldoende had onderbouwd dat hij als atheïst problemen zou ondervinden bij terugkeer naar Iran. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag van eiser terecht was afgewezen en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door rechter A.K. Mireku, in aanwezigheid van griffier M.J.S. Kempers.