ECLI:NL:RBDHA:2021:10603

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 september 2021
Publicatiedatum
28 september 2021
Zaaknummer
C/09/577375 / HA ZA 19-782
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overheidsaansprakelijkheid en inzagerecht in politiegegevens

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, gaat het om een geschil tussen een eiser en de politie over de inzage in politiegegevens. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. S.G. Blasweiler, heeft de politie aangeklaagd, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.T. Bolt, omdat hij meent dat hij recht heeft op inzage in zijn dossier. De procedure is voortgevloeid uit een eerder tussenvonnis van 14 juli 2021, waarin de rechtbank de politie had opgedragen om relevante documenten over te leggen. De politie heeft hierop 140 bladzijden met registraties en mutaties overgelegd, waarvan een deel betrekking heeft op periodes vóór 1 maart 2011 en na 27 maart 2014.

De rechtbank heeft de overgelegde documenten vergeleken met eerder ingediende stukken en vastgesteld dat er geen nieuwe informatie is verstrekt. De eiser heeft niet voldoende onderbouwd dat er meer relevante mutaties of registraties zijn dan de politie heeft overgelegd. De rechtbank concludeert dat de politie niet onrechtmatig heeft gehandeld en dat de eiser voldoende gelegenheid heeft gehad om zijn recht op inzage uit te oefenen. De vorderingen van de eiser worden afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten, die door de rechtbank zijn begroot op € 3.454, te vermeerderen met wettelijke rente.

De rechtbank heeft in haar beslissing de vorderingen van de eiser afgewezen en hem veroordeeld in de kosten van de procedure. Dit vonnis is uitgesproken op 15 september 2021 door mr. R.C. Hartendorp, met mr. D. Nobel als rolrechter.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/577375 / HA ZA 19-782
Vonnis van 15 september 2021
in de zaak van
[eiser], te [plaats] ,
eiser,
advocaat mr. S.G. Blasweiler te Ede,
tegen
DE POLITIE, te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. A.T. Bolt te Arnhem.
Partijen worden hierna [eiser] en de politie genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 14 juli 2021 en de daarin genoemde stukken (hierna: het tweede tussenvonnis);
  • de akte na het tweede tussenvonnis van de politie van 28 juli 2021, met producties;
  • de antwoordakte van [eiser] van 25 augustus 2021.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald. Dit vonnis wordt bij vervroeging uitgesproken.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Naar aanleiding van het tweede tussenvonnis heeft de politie 140 bladzijden met daarin 47 registraties/mutaties overgelegd. Hiervan zien de nummers 1, 2, 25 t/m 29 en 32 t/m 47 op de voor deze zaak relevante periodes vóór 1 maart 2011 en vanaf 27 maart 2014 tot het moment van inzage. Dat zijn in totaal 71 bladzijden, die soms geheel en soms ook maar gedeeltelijk bedrukt zijn.
2.2.
De rechtbank heeft deze documenten vergeleken met de eerder naar aanleiding van het tussenvonnis van 17 februari 2021 door de politie overgelegde documenten. Wat opvalt is dat bij de meest recent overgelegde documenten sprake is van dubbel opgenomen teksten en algemene gegevens, en deze bevatten geen nieuwe informatie ten opzichte van de eerder overgelegde documenten, zoals de politie ook heeft aangevoerd.
2.3.
Voor zover [eiser] in zijn antwoordakte van 25 augustus 2021 heeft gesteld dat er bij de hiervoor bedoelde 71 bladzijden wel sprake is van niet eerder in het geding gebrachte politiegegevens over hem, heeft hij dat onvoldoende concreet toegelicht. Hij heeft niet gespecificeerd welke van de nieuw in het geding gebrachte stukken nieuwe informatie bevat. Dat had wel op zijn weg gelegen, nu het aan hem is om zijn stelling over de omvang van zijn dossier over de relevante periodes voldoende te onderbouwen (zie r.o. 4.6 van het tussenvonnis van 17 februari 2021).
2.4.
[eiser] heeft evenmin nader onderbouwd dat er over de relevante periodes meer mutaties/registraties bij de politie over hem moeten zijn dan uit de door de politie overgelegde documenten is gebleken.
2.5.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het dossier van [eiser] over de relevante periodes bestaat uit de hiervoor bedoelde 71 bladzijden. [eiser] heeft dit dossier op 15 augustus en 6 september 2017 gedurende in totaal drie uur kunnen inzien, waarbij gold dat hij aantekeningen mocht maken, maar de mutaties/registraties niet mocht overschrijven (zie r.o. 4.4. in het tussenvonnis van 17 februari 2021). Gelet op deze feiten en omstandigheden heeft de politie [eiser] voldoende tijd gegeven om gebruik te maken van zijn recht op inzage als bedoeld in artikel 25, eerste lid, eerste volzin, Wpg.
2.6.
Dit alles leidt tot de slotsom dat de politie niet onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] . Hierop stranden de vorderingen van [eiser] .
2.7.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure, inclusief de kosten van de door [eiser] opgeworpen incidenten. De rechtbank begroot de proceskosten aan de zijde van de politie op € 3.454, namelijk € 639 aan griffierecht en € 2.815 aan salaris advocaat (3 punten à € 563 in de hoofdzaak en 2 punten à € 563 in de incidenten), te vermeerderen met de wettelijke rente, waarbij de gebruikelijke betalingstermijn van 14 dagen zal worden gehanteerd. De rechtbank zal de nakosten begroten in overeenstemming met het daarop toepasselijke liquidatietarief.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst het gevorderde af;
3.2.
veroordeelt [eiser] in de kosten van de procedure, aan de zijde van de politie begroot op € 3.454 aan tot op heden gemaakte proceskosten en op € 163 aan nog te maken nakosten, te vermeerderen met € 85 in geval van betekening, alle kosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis, indien [eiser] voormelde kosten niet voordien heeft vergoed, tot de dag van algehele voldoening;
3.3.
verklaart de veroordeling onder 3.2 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.C. Hartendorp en in het openbaar uitgesproken door
mr. D. Nobel, rolrechter, op 15 september 2021. [1]

Voetnoten

1.type: 1554