Overwegingen
Feiten
1. Eiseres houdt zich als dienstverlenend bedrijf bezig met het beschikbaar stellen van een opslaglocatie voor alcoholische en niet-alcoholische dranken en verzorgt het vervoer van deze dranken van en naar derden. De heer [A] ( [A] ) is enig aandeelhouder en bestuurder (alleen/zelfstandig bevoegd) van eiseres.
2. Aan eiseres is een vergunning opslag in een accijnsgoederenplaats verleend. Met deze vergunning mag eiseres bepaalde accijnsgoederen (bier en wijn) onder schorsing van accijns ontvangen in, voorhanden hebben in en overbrengen uit de accijnsgoederenplaats (de AGP). De AGP is gelegen te [plaats 2] .
3. Voorafgaand aan de vergunningverlening heeft de Belastingdienst/Douane een initieel onderzoek ingesteld bij eiseres, waarvan de bevindingen zijn vastgelegd in het controlerapport d.d. 17 oktober 2014.
4. Eiseres heeft als vergunninghouder van de AGP op grond van het bepaalde in artikel 56 van de Wet op de accijns (de WA) juncto art 22 Uitvoeringsregeling accijns zekerheid moeten stellen voor de accijns die zij verschuldigd is of kan worden in Nederland dan wel in een andere lidstaat. Bij de vergunningverlening is (op basis van de destijds beschikbare gegevens) de hoogte van de te stellen zekerheid door de inspecteur bij beschikking van 29 oktober 2014 vastgesteld op € 42.500, zijnde 50% van het destijds berekende accijnsbelang.
5. In de eerste helft van 2015 heeft eiseres elf zendingen bier en wijn naar Engeland onder schorsing van accijns verricht. Voor iedere zending is een elektronisch administratief document (e-AD (elektronisch accijnsgeleidedocument)) opgemaakt. De accijnsgoederen die deel uitmaakten van de elf zendingen zijn niet door de geadresseerde in Engeland ontvangen. De bijbehorende e-AD’s zijn niet afgemeld in EMCS. Deze onregelmatigheden worden op grond van artikel 2c, derde lid, van de WA geacht in Nederland te hebben plaatsgevonden bij de start van de overbrenging van de goederen. In oktober 2016 is daarom aan eiseres een naheffingsaanslag accijns opgelegd voor een bedrag van € 82.595 aan accijns, € 2.670 aan belastingrente en een verzuimboete (10%) van € 8.259,50, in totaal € 93.524,50. Het bezwaar van eiseres hiertegen is afgewezen.
In de uitspraak op bezwaar is – onder andere – de volgende passage opgenomen:
“De verzuimboete is aan [eiseres] opgelegd op grond van het feit dat er geen accijnsaangifte is gedaan op het moment dat blijkt dat een e-AD niet afgemeld wordt. Paragraaf 24 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst gaat er vanuit dat [eiseres] “ten onrechte niet heeft verzocht om een uitnodiging tot het doen van aangifte”, hetgeen een verzuim betekent. Ook al treft [eiseres] geen schuld voor wat betreft het niet afmelden van een e-AD, blijft er sprake van een verzuim vanwege het niet doen van aangifte wanneer [eiseres] die onregelmatig[heid] opmerkt.”
6. Met dagtekening 7 november 2017 is aan eiseres een naheffingsaanslag accijns opgelegd voor een bedrag van in totaal € 29.008 aan accijns en € 870 aan belastingrente. Deze aanslag ziet op drie zendingen bier naar Engeland onder schorsing van accijns. Tijdens een administratieve controle bij eiseres op 28 september 2017 heeft de Belastingdienst/Douane onregelmatigheden geconstateerd ten aanzien van deze drie zendingen. Deze zendingen zijn in 2016 niet afgemeld in EMCS als ontvangen door de geadresseerde.
7. Bij de beschikking van 15 april 2019 heeft verweerder op grond van een berekening van het accijnsbelang over de periode 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018 het bedrag aan te stellen zekerheid opnieuw vastgesteld, en wel op een bedrag van € 488.350,68. Eiseres heeft in bezwaar de volgende gronden aangedragen:
1) dat het accijnsbelang over een onjuiste periode en op een te hoog bedrag is berekend en 2) dat ten onrechte geen matiging van de zekerheidsstelling (tot 10% dan wel 25% van het accijnsbelang) is verleend.
8. Met dagtekening 30 oktober 2019 is aan eiseres een naheffingsaanslag accijns opgelegd voor een bedrag van € 1.055.004 aan accijns, € 97.689,00 aan belastingrente en een verzuimboete van € 60.922,60 en een vergrijpboete van € 111.444,50, in totaal € 1.325.060,10. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt; op dit bezwaar is nog niet beslist.
9. Bij de uitspraak op bezwaar van 4 december 2019 is verweerder gedeeltelijk aan de bezwaren van eiseres tegemoetgekomen, in die zin dat het accijnsbelang en daarmee de hoogte van de te stellen zekerheid is verlaagd van € 488.350,68 naar € 269.026,76. Daarbij heeft verweerder de zekerheidsstelling niet gematigd, omdat eiseres volgens hem niet aan de daarvoor geldende voorwaarden voldoet.
10. In geschil is of de beschikking na bezwaar op een juist bedrag is vastgesteld. Het geschil beperkt zich tot de vraag of eiseres voldoet aan de voorwaarden van het matigingsbeleid (zie hierna onder 15), en wel zodanig dat de te stellen zekerheid behoort te worden gematigd tot 10% van het accijnsbelang (primaire standpunt van eiseres) dan wel tot 25% van het accijnsbelang (subsidiaire standpunt eiseres), dan wel tot 50% van het accijnsbelang (meer subsidiaire standpunt van eiseres en primaire standpunt van verweerder).
Niet meer in geschil is dat het accijnsbelang (afgerond) € 269.026 bedraagt.
11. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep en matiging van het zekerheidspercentage tot op 10% (primair) dan wel 25% (subsidiair) dan wel 50% (meer subsidiair).
12. Verweerder concludeert tot gegrondverklaring van het beroep en matiging van het zekerheidspercentage tot op 50%.
Beoordeling van het geschil
13. In artikel 56, eerste lid, van de WA is bepaald dat de AGP-vergunninghouder zekerheid moet stellen voor de accijns die hij verschuldigd is of kan worden.
14. Op grond van artikel 56, zesde lid, van de WA kunnen bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld voor het bepalen van de hoogte van het bedrag van de zekerheid. Dit is voor de AGP-vergunninghouder nader uitgewerkt in artikel 22 Uitvoeringsregeling accijns.
De zekerheid wordt daarbij bepaald op basis van het accijnsbelang. Het vierde lid van laatstgenoemd artikel luidt:
“De zekerheid bedraagt ten minste 5 percent en ten hoogste 100 percent van het accijnsbelang met een maximum van € 9 000 000”.
15. In paragraaf 4.3 van onderdeel 30.60.00 van het Handboek Accijns zijn criteria voor het vaststellen van de hoogte van de zekerheid opgenomen. Daarin zijn percentages van het accijnsbelang en de criteria die voor de verschillende percentages gelden vermeld, die kunnen worden toegepast om de hoogte van het bedrag aan zekerheid vast te stellen (het matigingsbeleid). Om voor de door eiseres geclaimde percentages (primair 5%, subsidiair 10 %, meer subsidiair 25%) dan wel het door verweerder in beroep gestelde percentage van 50% in aanmerking te komen, moet – kort gezegd – aan de volgende eisen zijn voldaan.
1) Een zekerheidspercentage De ondernemer:
van 5% of maximum van € 9 mln. *heeft met de Belastingdienst/Douane een
of € 2,25 mln. convenant afgesloten (horizontaal toezicht) of
* heeft een AEO-status “customs” (fiscaal)
of “full” (fiscaal en veiligheid) van de
Belastingdienst/Douane gekregen.
2) Een zekerheidspercentage De ondernemer:
van 10% of maximum van € 9 mln. *is bekend bij Belastingdienst/Douane en
of € 2,25 mln. *heeft een adequate ao/ib (administratieve
organisatie en interne beheersingsmaat-
regelen) en
*is voldoende financieel draagkrachtig en
*dient zijn belastingaangiften juist, tijdig
en volledig in en
* heeft een correct betalingsgedrag en
* veroorzaakt niet meer dan marginale
correcties bij aangiftecontroles.
3) Een zekerheidspercentage Als 2) maar de ondernemer:
van 25% of maximum van € 9 mln. *heeft geen adequate ao/ib, waardoor
of € 2,25 mln. compenserende werkzaamheden door
Belastingdienst/Douane noodzakelijk zijn
of
* is niet voldoende financieel draag-
krachtig.
4) Een zekerheidspercentage Als 2) of 3), maar de ondernemer:
van 50% of maximum van € 9 mln. *heeft geen adequate ao/ib, waardoor
of € 2,25 mln. compenserende werkzaamheden door
Belastingdienst/Douane noodzakelijk zijn
en
* is niet voldoende financieel draag-
krachtig.
Hierbij is – voor zover hier van belang – de volgende toelichting gegeven:
“Adequate administratieve organisatie en interne beheersing
Er is sprake van een adequate administratieve organisatie en interne beheersing, indien dat uit een door de inspecteur ingesteld (initieel) onderzoek blijkt.