Overwegingen
1. Eiser is van Ugandese nationaliteit en geboren op [geboortedatum] 1980. Op 28 maart 2018 heeft eiser zijn asielaanvraag ingediend.
2. Eiser stelt Uganda te hebben verlaten als gevolg van zijn homoseksuele geaardheid en de daaruit voortvloeiende problemen. Hij is in 1998, na een incident waarbij klasgenoten van hem waren betrapt, van school gestuurd en was vanwege zijn geaardheid niet meer welkom bij zijn familie. Eiser heeft relaties gehad met [naam 2] (van 1999 tot 2010) en [naam 3] (vanaf 2015 tot 2018). Tijdens deze relaties heeft eiser ook twee kinderen verwekt.
Eiser is in een hotelkamer, toen hij seks had met [naam 2], door de hotelmanager betrapt, naar het politiebureau gebracht en daarna op borgtocht vrijgekomen. Verder is eiser met [naam 2] na een incident in een club door beveiligers opgesloten in afwachting van de politie. Ze hebben echter via een achterdeur die open was, kunnen ontsnappen. Ook is er een incident in een club geweest met [naam 3], waarna eiser heeft moeten onderduiken. Met hulp van [naam 3] is eiser gevlucht uit Uganda.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. de seksuele geaardheid van eiser en de daaruit voortvloeiende problemen.
Verweerder heeft in het bestreden besluit geconcludeerd dat de door eiser gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig is. De verklaringen van eiser over zijn homoseksuele geaardheid en de daaruit voortvloeiende problemen gelooft verweerder niet. Eiser heeft volgens verweerder oppervlakkig verklaard over zijn gevoelens voor mannen en de wijze waarop hij deze heeft ontdekt. Verder heeft hij inconsistent verklaard over de manier waarop zijn familie omging met zijn geaardheid. Hij heeft tegenstrijdig en ongerijmd verklaard over het accepteren van zijn geaardheid. Ook heeft hij inconsistent verklaard over de invloed van zijn religie bij het accepteren van zijn geaardheid. Eiser heeft slechts algemeen en oppervlakkig weten te verklaren over zijn homoseksuele relaties en heeft ongerijmde en oppervlakkige verklaringen afgelegd ten aanzien van het ontstaan van zijn twee kinderen ten tijde van zijn homoseksuele relaties. Eiser is summier gebleven in zijn verklaring over kennis van de positie van LHBTI’s in Uganda en Nederland. Eiser heeft ongeloofwaardig verklaard over de problemen die hij als gevolg van zijn geaardheid heeft ondervonden. Verweerder heeft de asielaanvraag daarom afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder zijn homoseksuele geaardheid en de daaruit voortvloeiende problemen ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Hij voert aan dat hij altijd achter een façade heeft geleefd en de schijn naar de buitenwereld heeft opgehouden. Het is onjuist om te stellen dat hij oppervlakkig heeft verklaard en dat de manier waarop zijn familie omging met zijn geaardheid afbreuk doet aan zijn geaardheid. Dat hij op zijn vijftiende zijn religie heeft losgelaten betekent voor eiser dat hij niet meer naar de kerk ging, niet dat hij God heeft losgelaten. Verder stelt eiser dat hij niet oppervlakkig heeft verklaard over zijn acceptatieproces en zijn relaties. Verder is eiser van mening dat verweerder te veel heeft beoordeeld vanuit een Westers perspectief. Tot slot heeft eiser een brief van het COC van 17 juni 2020 met foto overgelegd, waarin staat vermeld dat eiser sinds juni 2018 meedoet aan bijeenkomsten van het COC [plaatsnaam].
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Voor de beoordeling van asielaanvragen waarbij seksuele geaardheid als asielmotief wordt aangevoerd, hanteert verweerder Werkinstructie 2019/17 (de werkinstructie). Bij de vraagstelling en de beoordeling komen vier thema’s aan de orde. Verder vermeldt de werkinstructie dat het sterk afhankelijk is van de individuele zaak welk gewicht toekomt aan de antwoorden op de vragen die zijn gesteld over iemands seksuele gerichtheid. Bij beoordeling van de geloofwaardigheid van de LHBTI-gerichtheid wordt met name gewicht toegekend aan het proces van ontdekking van de gerichtheid en de wijze waarop de vreemdeling heeft verklaard daarmee te zijn omgegaan. Verweerder verwacht bij een vreemdeling die afkomstig is uit een land waar men LHBTI-gerichtheid niet accepteert, dat sprake zal zijn van een (denk)proces waarin de vreemdeling zich onder andere voor de vraag gesteld ziet wat het betekent om anders te zijn dan de maatschappij verwacht.
Er vindt een integrale beoordeling plaats. Dit betekent dat primair wordt gekeken naar de eigen verklaringen van de vreemdeling, maar dat ook andere informatie in het dossier (zoals verklaringen van derde partijen) wordt betrokken.
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet ten onrechte eisers verklaringen over zijn gestelde homoseksuele geaardheid ongeloofwaardig geacht.
Daartoe heeft verweerder kunnen overwegen dat eiser weinig inzicht heeft verschaft in zijn persoonlijke beleving van zijn seksuele geaardheid en hierover slechts summier heeft verklaard. Zo heeft eiser, als hem wordt gevraagd naar zijn persoonlijke beleving onder meer verklaard dat het moeilijk en lastig was, dat hij tot God bad om hem te veranderen, dat het pijn deed, dat hij eenzaam en ongelukkig was en dacht aan zelfmoord. Verweerder mocht van eiser verlangen dat hij als volwassene meer kan verklaren. Het enkel in algemene zin benoemen van gevoelens heeft verweerder onvoldoende kunnen vinden. Van eiser wordt verwacht dat hij verklaart over concrete persoonlijke ervaringen in relatie tot zijn homoseksuele gerichtheid, te meer omdat de maatschappij, de school en zijn familie tegen hem waren. Eiser wordt niet gevolgd in zijn standpunt dat verweerder zijn verklaringen te veel heeft beoordeeld vanuit een Westers perspectief.
7. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat eiser een inconsistent beeld schetst van de manier waarop zijn familie omging met zijn seksuele geaardheid. Enerzijds heeft eiser verklaard dat zijn familie geen contact meer met hem wilde en zijn tante hem naar zijn oma heeft gestuurd, en anderzijds heeft hij verklaard dat hij wel contact had met zijn tante, dat zij niet wist van zijn geaardheid en dat zij hem in 2012 heeft gebeld met de vraag of hij zijn oma kon ophalen en naar het ziekenhuis kon brengen. Dat het om twee verschillende tantes gaat van de zijde van zijn moeder en vader, zoals in de gronden van beroep wordt gesteld, volgt niet uit de door eiser afgelegde verklaringen.
8. Verweerder heeft terecht tegengeworpen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over zijn proces van zelfacceptatie. Enerzijds heeft eiser verklaard dat hij zichzelf accepteerde op zijn veertiende of vijftiende en anderzijds dat hij zichzelf en zijn geaardheid heeft geaccepteerd op zijn dertigste. Verder heeft verweerder er op kunnen wijzen dat eiser over de invloed van zijn religie heeft verklaard dat hij vanaf zijn vijftiende levensjaar niet meer naar de kerk is gegaan en dat hij zijn religie heeft losgelaten. Ook heeft hij verklaard dat hij dacht dat hij bezeten was, dat hij gebeden heeft tot God om hem te veranderen, maar dat hij na zijn acceptatie hiermee is gestopt, omdat hij zich niet meer schuldig voelde. De opmerking in beroep, dat het loslaten van je religie en God twee totaal verschillende zaken zijn, laat de bedoelde tegenwerpingen onverlet. Daarnaast heeft verweerder het bevreemdend kunnen vinden dat eiser bij zijn verklaringen over zijn acceptatie het incident op school niet heeft genoemd. Verweerder wijst er terecht op dat dit het eerste moment was waarop eiser zich realiseerde dat hij niet de enige was die interesse had in jongens. Verweerder heeft het verder opmerkelijk kunnen vinden dat eiser niet heeft verklaard hoe zijn relatie met [naam 2] van 1999 tot 2010 hem heeft geholpen bij zijn acceptatie. Verweerder wijst er terecht op dat [naam 2] zijn geaardheid al wel had geaccepteerd. De verklaring die eiser hiervoor heeft gegeven, dat ze daar niet over spraken, heeft verweerder onvoldoende kunnen vinden gelet op de problemen die homoseksuelen in Uganda ondervinden.
9. Verweerder heeft in het voornemen gemotiveerd uiteengezet dat eiser slechts oppervlakkig en daarom onvoldoende heeft verklaard over zijn homoseksuele relaties en dat zijn verklaringen over de relatie met [naam 3] niet stroken met de voorzorgsmaatregelen die eiser nam tijdens zijn relatie met [naam 2]. Verweerder heeft in het bestreden besluit kunnen concluderen dat dit met de zienswijze niet is weerlegd. Ook hetgeen eiser in beroep heeft aangevoerd, vormt geen weerlegging van deze tegenwerping.
10. Verweerder heeft in het voornemen gemotiveerd uiteengezet dat eiser ongerijmde en oppervlakkige verklaringen heeft afgelegd over het verwekken van zijn twee kinderen ten tijde van zijn homoseksuele relaties. In reactie op de zienswijze heeft verweerder er nog op gewezen dat het feit dat eiser dit niet meer weet omdat hij teveel had gedronken hiervoor geen genoegzame verklaring is en dat eiser nog steeds niet heeft uitgelegd hoe zijn partners erover denken dat hij twee kinderen heeft verwekt. In de gronden van beroep heeft eiser dat niet weerlegd met zijn stelling dat alcoholmisbruik in Uganda wijd verbreid is en een belangrijke rol speelt in het dagelijkse leven van Uganda.
11. Verweerder heeft verder voldoende gemotiveerd dat eiser onvoldoende kennis heeft over de positie van LHBTI’s in Nederland en dat eiser ongerijmde verklaringen heeft afgelegd over LHBTI activiteiten in Uganda. Voor wat betreft de brief van COC [plaatsnaam] van 17 juni 2020 en de foto heeft verweerder terecht overwogen dat hieraan geen doorslaggevende betekenis toekomt. Het is allereerst aan eiser om zijn homoseksuele geaardheid aannemelijk te maken. Gelet op wat hiervoor is overwogen, heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser hierin niet is geslaagd.
12. De problemen vanwege eisers homoseksuele geaardheid heeft verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Ten aanzien van het eerste incident op school, waarbij twee vrienden van eiser zijn betrapt, heeft verweerder er op kunnen wijzen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over wie er op school betrapt zijn en ook onvoldoende heeft gemotiveerd waarom zijn familie hem niet meer wilde zien. Wat eiser hierover aanvoert, dat hij behoorde tot een vriendengroep van vier personen en dat ze alle vier van school zijn gestuurd nadat er twee zijn betrapt, maakt het vorenstaande niet anders. Het verklaart immers niet waarom eiser ondanks zijn ontkenning toch werd beschuldigd.
Ten aanzien van het tweede incident in het hotel met [naam 2] heeft verweerder er terecht op gewezen dat eiser geen documenten heeft overgelegd, terwijl hij na zijn betrapping naar het politiebureau is gebracht en op borgtocht is vrijgelaten.
Ten aanzien van het derde incident in de club met [naam 2] heeft verweerder kunnen stellen dat het opmerkelijk is dat eiser en [naam 2], nadat ze door beveiligers waren opgesloten in een kamer, op eenvoudige wijze hebben kunnen ontsnappen via een achterdeur die open was. Het betoog van eiser dat achterdeuren veelal nooddeuren zijn die per definitie niet op slot kunnen, slaagt niet. Verweerder wijst er terecht op dat het ging om een betrapping van twee homoseksuele mannen in een maatschappij die tegen homoseksualiteit is en waar homoseksualiteit een misdrijf is waarop een levenslange gevangenisstraf staat.
Ook heeft verweerder het ongerijmd kunnen vinden dat eiser na dit incident slecht vijf kilometer is verhuisd, terwijl klanten en collega’s wisten wat er was gebeurd.
Ten aanzien van het vierde incident in een club met [naam 3] en de onderduiking als gevolg hiervan, heeft verweerder kunnen tegenwerpen dat eiser geen documenten heeft overgelegd van de aanhouding of het betalen van de borg en dat eiser onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij pas na dit vierde incident bij [naam 3] thuis onderduikt terwijl zijn nieuwe omgeving niet op de hoogte was van zijn homoseksuele geaardheid. Tot slot heeft verweerder kunnen tegenwerpen dat de omstandigheid dat zowel [naam 3] als [naam 2] eiser hebben geprobeerd te zoenen in het openbaar en vervolgens allebei de keren iemand in de club hebben geslagen die hen betichtte van homoseksualiteit opmerkelijk is, gelet op de risico’s die zij hiermee hebben genomen in een samenleving als die van Uganda. Daarbij is ook van belang dat deze incidenten niet te rijmen zijn met de voorzorgsmaatregelen die eiser met [naam 2] nam om zijn homoseksualiteit geheim te houden. Eiser heeft het vorenstaande niet weerlegd met zijn stellingen dat in Uganda met geld alles te koop is, dat sprake is van cultureel onbegrip en dat alcoholmisbruik wijdverbreid is.
13. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw.
14. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.