In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.P.J.W.M. Govers, beroep ingesteld tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het beroep is ingediend op 26 mei 2020, naar aanleiding van het niet tijdig nemen van een beslissing op haar asielaanvraag. De staatssecretaris heeft op 17 juli 2020 alsnog een besluit genomen, waarbij de hoogte van de aan eiseres verschuldigde bestuurlijke dwangsom is vastgesteld op € 69. Eiseres heeft zich niet kunnen verenigen met deze hoogte en heeft haar beroep daarop gebaseerd.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat, omdat er alsnog een besluit is genomen op de asielaanvraag, eiseres geen belang meer heeft bij de beoordeling van het beroep tegen het niet-tijdig nemen van een besluit. Dit deel van het beroep is dan ook niet-ontvankelijk verklaard.
Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de hoogte van de bestuurlijke dwangsom door eiseres is betwist. De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris van 16 maart 2020 tot 16 mei 2020 vanwege overmacht niet in staat was om asielgehoren af te nemen, waardoor de termijn voor het nemen van een besluit is opgeschort. Eiseres heeft haar ingebrekestelling te vroeg verzonden, waardoor de staatssecretaris geen bestuurlijke dwangsommen verschuldigd is. Het beroep is ongegrond verklaard voor zover het ziet op de bestuurlijke dwangsommen.
De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Er is geen aanleiding voor proceskostenveroordeling.