ECLI:NL:RBDHA:2021:10557

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 september 2021
Publicatiedatum
27 september 2021
Zaaknummer
SGR 20/6288
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging loongerelateerde uitkering op medische en arbeidskundige gronden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 september 2021 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn loongerelateerde uitkering (LGU) per 15 november 2020. Eiser, die eerder een WIA-uitkering ontving, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat zijn uitkering beëindigd werd op basis van medische en arbeidskundige gronden. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser, na een periode van arbeidsongeschiktheid door lichamelijke klachten, in eerste instantie een LGU was toegekend, maar dat het Uwv op basis van rapportages van verzekeringsartsen tot de conclusie was gekomen dat eiser per 15 november 2020 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiser voerde aan dat zijn klachten niet goed waren ingeschat en dat de functionele mogelijkhedenlijst (FML) niet correct was. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de rapportages van de verzekeringsartsen zorgvuldig waren en dat er geen reden was om aan de juistheid van hun bevindingen te twijfelen. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser verworpen en geconcludeerd dat het Uwv terecht de LGU heeft beëindigd. Het beroep is ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/6288

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 september 2021 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. G. Grijs),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. D. Spiering-Kalay).
Als derde-partij neemt aan het geding deel:
OZ Export B.V., gevestigd te De Kwakel, hierna: ex-werkgeefster
(arts - gemachtigde: drs. J.M. Timmermans).

Procesverloop

Bij besluit van 17 maart 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder met ingang van
15 april 2020 een loongerelateerde uitkering (LGU) op grond van de Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) ingevolge de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aan eiser toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 100%.
Bij besluit van 6 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van ex-werkgeefster gegrond verklaard, het primaire besluit herroepen en bepaald dat per
15 november 2020 de aan eiser toegekende LGU beëindigd wordt.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift en een aanvullend verweerschrift ingediend.
Ex-werkgeefster heeft een schriftelijke zienswijze ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 augustus 2021. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de rechtbank geen toestemming gegeven om gedingstukken die medische gegevens bevatten ter kennisname van ex-werkgeefster te brengen. Gelet hierop zal de rechtbank de motivering van haar oordeel zover nodig beperken om te voorkomen dat die gegevens langs deze weg alsnog in de openbaarheid worden gebracht.
2.1
Eiser was laatstelijk werkzaam als productiemedewerker bloemen bij ex-werkgeefster voor 39,77 uur per week. Op 18 april 2018 is eiser uitgevallen voor deze werkzaamheden vanwege lichamelijke klachten. Op 1 januari 2019 is eiser ziek uit dienst gegaan. Vervolgens is bij besluit van 16 januari 2019 een Ziektewet (ZW)-uitkering aan eiser toegekend. Eiser heeft twee schouderoperaties ondergaan; op 12 september 2018 aan de rechterschouder en op 11 september 2019 aan de linkerschouder.
2.2
Met een aanvraag van 20 januari 2020 heeft eiser verzocht om een WIA-uitkering. Naar aanleiding van deze aanvraag heeft een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden. Dit onderzoek heeft geleid tot het primaire besluit, waarbij aan eiser met ingang van 15 april 2020 een LGU is toegekend. Blijkens het primaire besluit liep deze LGU tot en met 14 november 2020. Tegen het primaire besluit heeft ex-werkgeefster bezwaar gemaakt.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder zich onder verwijzing naar de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van 23 juli 2020 en de rapportage van de arbeidsdeskundige b&b van 31 augustus 2020 op het standpunt gesteld dat eiser per 15 april 2020 minder dan 35% arbeidsongeschikt is te achten. Volgens verweerder blijkt uit deze rapportages dat uitgegaan moet worden van een ruimere belastbaarheid dan door de primaire verzekeringsarts is aangenomen en dat voldoende functies geduid kunnen worden waarmee eiser een zodanig loon kan verdienen dat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De LGU wordt derhalve per 15 november 2020, de in het primaire besluit aangekondigde einddatum, beëindigd, aldus verweerder.
4. In beroep voert eiser aan dat zijn lichamelijke en psychische klachten onderschat zijn en dat de functionele mogelijkhedenlijst (FML) aangepast moeten worden. Verder heeft de verzekeringsarts b&b zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat een urenbeperking niet aan de orde is. Vanwege het verstoorde dag- en nachtritme en het medicijngebruik van eiser dient uitgegaan te worden van een verminderde recuperatie, hetgeen ook een verstoring van de energiebalans kan geven. Volgens het farmacotherapeutisch kompas is vermoeidheid een veelvoorkomende bijwerking van Ibuprofen. Voorts had de verzekeringsartsen meer aandacht moeten besteden aan het dagverhaal en de in de richtlijn ‘Duurbelastbaarheid in arbeid’ (richtlijn Duurbelastbaarheid) genoemde beoordelingspunten bij de anamnese om inzichtelijk te kunnen beargumenteren waarom er al dan niet een beperking in de duurbelastbaarheid wordt aangenomen. Het verwijzen naar algemene criteria is in dit geval niet voldoende. Ten slotte voert eiser aan dat de functies ‘Medewerker Copyshop’, ‘Handassemblage medewerker’ en ‘Wikkelaar’ niet geschikt zijn, omdat eiser niet voldoet aan de opleidingseis, te weten niveau Vmbo dan wel enkele jaren Vmbo. Verder wordt bij de functie ‘Handassemblage medewerker’ de beperking wat betreft reiken overschreden. Bij de functie ‘Wikkelaar’ wordt de beperking wat betreft tillen of dragen overschreden.
De medische beoordeling
5. De rechtbank stelt voorop dat verweerder zijn besluiten omtrent de mate van arbeidsongeschiktheid van een betrokkene mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, indien deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende duidelijk zijn. Dit betekent niet dat deze rapporten en het daarop gebaseerde besluit in beroep niet kunnen worden aangevochten. Het is echter aan de betrokkene om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat de rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, niet voldoende duidelijk zijn, dan wel dat de in de rapporten gegeven beoordeling onjuist is.
6.1
De primaire verzekeringsarts heeft tijdens het spreekuur van 6 februari 2020 psychisch en lichamelijk onderzoek verricht bij eiser. Verder heeft hij dossierstudie verricht. Zijn bevindingen heeft hij neergelegd in een rapportage van 6 februari 2020. Aan de hand van zijn bevindingen heeft de primaire arts een functionele mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld waarin hij de beperkingen van eiser met ingang van 6 februari 2020 heeft vastgelegd. Aangezien eiser aan het recupereren is, acht de primaire verzekeringsarts een urenbeperking van 4 uur per dag en 20 uur per week op zijn plaats.
6.2
Naar aanleiding van het bezwaar van ex-werkgeefster heeft de verzekeringsarts b&b een verzekeringsgeneeskundig onderzoek verricht. Dit onderzoek bestond uit dossierstudie en het verrichten van lichamelijk onderzoek tijdens het spreekuur op 6 juli 2020. Zijn bevindingen heeft de verzekeringsarts b&b vastgelegd in een rapportage van
23 juli 2020. Naar aanleiding van zijn eigen bevindingen en de beschikbare medische informatie ziet de verzekeringsarts b&b aanleiding om af te wijken van het oordeel van de primaire verzekeringsarts. De verzekeringsarts b&b acht eiser minder beperkt op de punten frequent reiken tijdens het werk en frequent lichte voorwerpen hanteren tijdens het werk en heeft de beperkingen wat betreft hoog handelingstempo, (repetitieve) hand- en vingerbewegingen, frequent buigen tijdens het werk, geknield of gehurkt actief zijn en gebogen en/of getordeerd actief zijn laten vervallen. Daarnaast laat de verzekeringsarts b&b de urenbeperking vervallen, aangezien eiser geen langdurig intensief revalidatietraject heeft hoeven volgen en het herstel de beschikbare energie niet relevant heeft beperkt, afgezien van een korte periode direct na de operatie. Een beperking van de arbeidsduur is derhalve niet (meer) noodzakelijk. De verzekeringsarts b&b heeft een nieuwe FML opgesteld, waarin de beperkingen van eiser met ingang van 15 april 2020 zijn vastgesteld.
6.3
Naar aanleiding van het beroep heeft de verzekeringsarts een aanvullende reactie opgesteld. In deze reactie van 23 augustus 2021 geeft de verzekeringsarts b&b aan dat de beroepsgronden geen aanleiding geven om het eerder ingenomen standpunt te wijzigen. Volgens de verzekeringsarts b&b heeft eiser tijdens het gesprek met de primaire verzekeringsarts geen melding gemaakt van een verstoord dag-nachtritme. Los daarvan acht de schouderproblematiek van eiser geen aannemelijke oorzaak voor een verstoord dag-nachtritme. Verder heeft eiser geen specifieke bijwerkingen naar aanleiding van zijn medicatiegebruik gemeld en dat vermoeidheid, wat sowieso een zeldzame bijwerking is van Ibuprofen, niet als vanzelf tot een verstoord dag-nachtritme leidt. Ten slotte geeft de verzekeringsarts b&b aan dat bijwerkingen zich vooral voordoen in de eerste periode van gebruik en dat ernstige en aanhoudende bijwerkingen over het algemeen nopen tot overstappen op een ander middel.
7.1
De rechtbank ziet, gezien voorgaande onderzoeksbevindingen, in wat eiser in beroep heeft aangevoerd geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts b&b onzorgvuldig of onvolledig is geweest. Uit de hiervoor genoemde medische rapportages blijkt immers dat aan alle door eiser naar voren gebrachte klachten aandacht is besteed. Daarnaast heeft de verzekeringsarts b&b alle beschikbare medische informatie bij de beoordeling betrokken. Verder acht de rechtbank van belang dat de verzekeringsarts b&b eiser heeft gezien op een spreekuur en eiser lichamelijk onderzocht heeft. Van het onterecht achterwege laten van onderzoeksactiviteiten is verder niet gebleken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat in deze zaak zorgvuldig medisch onderzoek is verricht.
7.2
Voorts ziet de rechtbank in wat eiser aanvoert geen reden voor twijfel aan het medisch oordeel van de verzekeringsarts b&b. Het is de verzekeringsarts die gespecialiseerd is in het vertalen van medisch objectiveerbare klachten naar beperkingen in de FML. Aan de eigen beleving van klachten van eiser kan in het kader van de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid dan ook geen doorslaggevende betekenis toekomen. Eiser heeft in beroep geen (nieuwe) medische informatie ingebracht die reden geeft voor twijfel aan het medisch oordeel van de verzekeringsarts b&b ten aanzien van zijn psychische en fysieke belastbaarheid op de datum in geding. De rechtbank ziet ook geen aanleiding om eiser te volgen in zijn standpunt dat op grond van het dagverhaal en de richtlijn Duurbelastbaarheid een urenbeperking aangenomen had moeten worden. Anders dan eiser stelt, is niet enkel verwezen naar algemene criteria en is onder het kopje ‘heroverweging/beschouwing’ uitgebreid toegelicht waarom in dit geval een urenbeperking niet meer noodzakelijk is. Wat betreft het medicatiegebruik van eiser wordt overwogen dat niet met stukken onderbouwd is dat er relevante bijwerkingen aan de orde zijn, zoals de door eiser gestelde vermoeidheid. Ook ontbreekt een medische onderbouwing voor de door eiser gestelde stoornis in de energiehuishouding vanwege van een verstoord dag- en nachtritme. Verder ziet de rechtbank in hetgeen namens eiser ter zitting is aangevoerd (ook) geen aanleiding om het standpunt van de verzekeringsarts b&b, zoals verwoord in de rapportage van 23 augustus 2021, niet te volgen. Naar het oordeel van de rechtbank is er dan ook geen aanleiding om eiser verdergaand beperkt te achten dan in de FML van 27 juli 2020 is aangenomen. De rechtbank onderschrijft om deze reden de medische grondslag van het bestreden besluit.
De arbeidskundige beoordeling
8. De primaire arbeidsdeskundige concludeert in zijn rapportage van 18 maart 2020 dat eiser niet geschikt is voor zijn eigen werk, maar wel voor ander werk. Aangezien de primaire arbeidsdeskundige op basis van de door de primaire verzekeringsarts vastgestelde beperkingen en urenbeperking geen functies heeft kunnen duiden, is eiser in eerste instantie 100% arbeidsongeschikt verklaard. De arbeidsdeskundige b&b concludeert in zijn rapportage van 31 augustus 2020 dat aanleiding bestaat om af te wijken van het oordeel van de primaire arbeidsdeskundige. Volgens de arbeidsdeskundige b&b kunnen op basis van de nieuwe FML wel functies worden geduid, namelijk de functies ‘Medewerker copyshop’ (SBC-code 211031), ‘Medewerker logistiek’ (SBC-code 111220) en ‘Handassemblagemedewerker’ (SBC-code 267051). Op basis van deze functieduiding is eiser per 15 april 2020 2,99% arbeidsongeschikt te achten, aldus de arbeidsdeskundige b&b.
9.1
De rechtbank merkt allereerst op dat zij, gelet op hetgeen onder 7.2 is opgenomen, uitgaat van de juistheid van de FML van 27 juli 2020. Eiser heeft bestreden dat hij de functies ‘Medewerker copyshop’ (SBC-code 211031), ‘Handassemblagemedewerker’ (SBC-code 267051) en ‘Wikkelaar’ (SBC-code 267053) zou kunnen verrichten. Hij stelt niet over het juiste opleidingsniveau te beschikken. De rechtbank volgt eiser hierin niet. Uit de ‘Arbeidsmogelijkhedenlijst AO-criterium’ blijkt dat voor bovenstaande functies opleidingsniveau 2, een getuigschrift basisonderwijs en eventueel meerdere jaren vervolgonderwijs zonder diploma, vereist is. Eiser heeft het basisonderwijs in Nederland voltooid en heeft vervolgens enkele jaren een Vmbo-techniek-opleiding gevolgd. Eiser beschikt derhalve over het vereiste opleidingsniveau, niveau 2.
9.2
Voorts voert eiser aan dat bij de functie ‘Handassemblagemedewerker’ (SBC-code 267051) zijn beperking wat betreft reiken wordt overschreden, omdat 560 maal per uur gereikt moet worden. Verder is het volgens eiser niet aannemelijk dat het reiken gelijkmatig verdeeld kan worden over links en rechts, nu tevens gewerkt moet worden met een soldeerbout. De rechtbank ziet ook op dit punt geen aanleiding om eiser te volgen. Uit de FML van 27 juli 2020 blijkt namelijk dat geen sprake is van een overschrijding op het beoordelingspunt reiken en frequent reiken tijdens het werk. Eiser is namelijk in de FML slechts licht beperkt geacht op het onderdeel reiken. Qua frequentie moet eiser tijdens het werk ongeveer 600 keer per uur kunnen reiken. De veronderstelling dat eiser moet kunnen afwisselen tussen zijn linker- en rechterarm vindt geen steun in de aangenomen beperkingen zoals vastgesteld in de FML. De beroepsgrond faalt derhalve.
9.3
Ten slotte voert eiser aan dat de functie ‘Wikkelaar’ (SBC-code 267053) ongeschikt is, omdat zijn beperking wat betreft tillen of dragen wordt overschreden. Volgens eiser kan hij ongeveer 5 kilogram tillen of dragen en is incidenteel (dagelijks voorkomend) maximaal 10 kilogram toegestaan. Bij deze functie moet echter elk werkuur ongeveer 10 kilogram getild te worden, waardoor niet meer gesproken kan worden van een incidentele belasting. Deze beroepsgrond slaagt ook niet. De arbeidskundige b&b heeft in onderdeel C van zijn rapportage toegelicht dat in deze functie tijdens één werkuur eenmaal een rol koperdraad van ongeveer 10 kilogram van een kar getild en op de grond gezet moet worden. Volgens de arbeidsdeskundige levert dit geen overschrijding van eisers belastbaarheid op. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee in voldoende mate aannemelijk gemaakt dat eiser de werkzaamheden verbonden aan deze functie kan verrichten. Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat de functie ‘Wikkelaar’ een reservefunctie betreft en daarom niet bepalend is voor de mate van arbeidsongeschiktheid.
10. Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder zich terecht en op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat het recht van eiser op een LGU eindigt per 15 november 2020. Op grond van artikel 56, tweede lid, van de Wet WIA eindigt het recht op een WGA-uitkering van de verzekerde wiens mate van arbeidsongeschiktheid lager is dan 35%, zoals bij eiser het geval is, namelijk niet eerder dan op de dag dat de LGU eindigt.
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van
mr. R.A.E. Bach, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
21 september 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hoger beroepschrift. U moet dit hoger beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.