Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
uitspraak van de voorzieningenrechter voor vreemdelingenzaken in de zaak tussen
[Naam], verzoeker,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan op 21 september 2021 in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoeker, vertegenwoordigd door mr. P. Kramer-Ograjensek, heeft de voorzieningenrechter verzocht om te bepalen dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de uitzetting van verzoeker achterwege dient te laten totdat er op het beroep is beslist. Dit verzoek is gedaan in het kader van de procedures met de zaaknummers AWB 21/805 en AWB 21/1019.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er geen aanleiding is om de gevraagde voorziening te treffen, aangezien er op 7 september 2021 al op het beroep is beslist. Hierdoor is het verzoek kennelijk ongegrond verklaard en afgewezen. De uitspraak is gedaan op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 8:83, derde lid, van de Awb, waarbij de voorzieningenrechter buiten zitting uitspraak heeft gedaan.
De beslissing van de voorzieningenrechter is op 20 september 2021 openbaar gemaakt en de uitspraak is geanonimiseerd gepubliceerd. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, in tegenwoordigheid van G. de Keuning, griffier. De zaak betreft bestuursrecht en vreemdelingenrecht, met de zaaknummers AWB 21/806 en AWB 21/1020.