In deze zaak heeft eiseres, geboren in Zuid-Afrika, op 26 juni 2019 een aanvraag voor een Nederlands paspoort ingediend bij de Nederlandse ambassade in Pretoria. De minister van Buitenlandse Zaken heeft deze aanvraag op 11 juli 2019 geweigerd, omdat eiseres volgens artikel 7, aanhef en onder 5, van de Wet op het Nederlanderschap en het ingezetenschap 1892 (WNI) haar Nederlanderschap had verloren. Dit besluit werd op 24 september 2019 in het bestreden besluit bevestigd, waarna eiseres beroep instelde.
De rechtbank heeft op 30 april 2021 uitspraak gedaan in deze zaak. Tijdens de zitting, die via videoverbinding plaatsvond, heeft eiseres haar standpunt toegelicht. Eiseres betoogde dat zij de mogelijkheid wil hebben om met een Nederlands paspoort te reizen, gezien haar Nederlandse afkomst en de politieke situatie in haar huidige woonland. De rechtbank overwoog dat eiseres op [geboortedag] 1981 haar Nederlanderschap heeft verloren en dat zij niet aan de voorwaarden voldoet om het Nederlanderschap te herkrijgen. De rechtbank concludeerde dat de minister op goede gronden de aanvraag voor het paspoort niet in behandeling heeft genomen, omdat eiseres ten tijde van de aanvraag niet voldeed aan de eis van het Nederlanderschap volgens de Paspoortwet.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.