ECLI:NL:RBDHA:2021:10485
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid bezwaar wegens termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 17 september 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de minister, waarin zijn bezwaarschrift niet-ontvankelijk werd verklaard vanwege een te late indiening. Eiser stelde dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat hij ziek was en door de COVID-19 lockdown geen hulp kon krijgen van instanties zoals Vluchtelingenwerk en de Stichting Mensen van Overal. Hij voerde aan dat hij geen familie of kennissen had die hem konden helpen, dat hij gebrekkig Nederlands sprak en dat hij dacht dat juridische bijstand onbetaalbaar was.
De rechtbank oordeelde dat het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk was verklaard. Hoewel de rechtbank begrip had voor de situatie van eiser, was er geen bewijs dat hij niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. De rechtbank stelde vast dat eiser niet had aangetoond dat hij daadwerkelijk hulp had gevraagd van de instanties en dat zijn persoonlijke omstandigheden niet voldoende waren om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te beschouwen. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat het bestreden besluit in stand bleef. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van bezwaarschriften en de voorwaarden waaronder termijnoverschrijdingen als verschoonbaar kunnen worden aangemerkt. De rechtbank verwijst naar relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht, die de procedurele aspecten van bezwaar en beroep regelen.