ECLI:NL:RBDHA:2021:10485

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 september 2021
Publicatiedatum
24 september 2021
Zaaknummer
SGR 21/2684
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid bezwaar wegens termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 17 september 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de minister, waarin zijn bezwaarschrift niet-ontvankelijk werd verklaard vanwege een te late indiening. Eiser stelde dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat hij ziek was en door de COVID-19 lockdown geen hulp kon krijgen van instanties zoals Vluchtelingenwerk en de Stichting Mensen van Overal. Hij voerde aan dat hij geen familie of kennissen had die hem konden helpen, dat hij gebrekkig Nederlands sprak en dat hij dacht dat juridische bijstand onbetaalbaar was.

De rechtbank oordeelde dat het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk was verklaard. Hoewel de rechtbank begrip had voor de situatie van eiser, was er geen bewijs dat hij niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. De rechtbank stelde vast dat eiser niet had aangetoond dat hij daadwerkelijk hulp had gevraagd van de instanties en dat zijn persoonlijke omstandigheden niet voldoende waren om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te beschouwen. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat het bestreden besluit in stand bleef. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van bezwaarschriften en de voorwaarden waaronder termijnoverschrijdingen als verschoonbaar kunnen worden aangemerkt. De rechtbank verwijst naar relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht, die de procedurele aspecten van bezwaar en beroep regelen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/2684

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 september 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. A. Hanna),
en

de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 22 februari 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaarschrift van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Omdat geen van de partijen, nadat zij zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord, heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van dit recht, heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?1. Verweerder heeft het bezwaar van eiser bij het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft namelijk te laat bezwaar ingediend en volgens verweerder is er geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding.
Wat vinden partijen in beroep?
2.1
Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en stelt dat verweerder zijn bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Volgens hem is de termijnoverschrijding wel verschoonbaar, omdat hij ziek was en omdat hij door de lockdown, als gevolg van het COVID-19 virus, geen hulp kon krijgen van Vluchtelingenwerk en de Stichting Mensen van Overal (twee instanties waar eiser zich heeft gemeld, hierna: de instanties). Eiser voert verder aan dat hij geen familie of kennissen heeft die hem konden helpen bij het maken van bezwaar. Hij spreekt gebrekkig Nederlands en hij heeft weinig verstand van het Nederlandse rechtssysteem. Eiser dacht dat een advocaat onbetaalbaar was voor hem, waardoor hij ook geen professionele rechtsbijstand heeft ingeschakeld. Tot slot voert eiser aan dat hij eerder om verlenging van de inburgeringstermijn heeft gevraagd in verband met zijn medische toestand. Verweerder heeft niet gereageerd op dit verzoek en eiser heeft daarna een boete opgelegd gekregen voor het niet tijdig inburgeren. Eiser is het hier niet mee eens en stelt dat hij de boete ook niet kan betalen.
2.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de omstandigheden die eiser noemt niet maken dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
3.1
De rechtbank stelt voorop dat het in deze zaak alleen een oordeel zal geven over de vraag of verweerder het bezwaar van eiser op goede gronden niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank gaat dus niet in op alles wat eiser heeft aangevoerd over het verzoek van eiser om verlenging van zijn inburgeringstermijn en de opgelegde boete.
3.2
De rechtbank overweegt dat een bezwaarschrift dat te laat is ingediend in beginsel niet-ontvankelijk wordt verklaard. Dat is alleen anders in uitzonderlijke gevallen, wanneer de indiener van het bezwaarschrift geen verwijt kan worden gemaakt. In dat geval wordt de termijnoverschrijding verschoonbaar geacht. [1]
3.3
In deze zaak is niet in geschil dat eiser het bezwaarschrift te laat heeft ingediend, maar partijen zijn het er niet over eens of de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
3.4
Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de situatie van eiser, is de rechtbank met verweerder van oordeel dat van een verschoonbare termijnoverschrijding in dit geval geen sprake is. Niet is gebleken dat eiser niet in staat is geweest om voor het einde van de termijn bezwaar in te dienen of dit door een derde te laten doen. Uit de overgelegde stukken van eiser blijkt weliswaar dat hij last heeft (gehad) van slaapproblemen, maar dit maakt volgens de rechtbank niet dat het voor eiser onmogelijk was om tijdig een bezwaarschrift in te dienen dan wel om dit door een derde te laten doen. De stelling van eiser dat hij door de gevolgen van het COVID-19 virus geen hulp kon krijgen van de instanties is onvoldoende. Eiser heeft namelijk niet onderbouwd dat hij daadwerkelijk hulp heeft gevraagd van de instanties en dat zij hiertoe niet in staat waren. Ook de omstandigheden dat eiser geen familie of kennissen zou hebben om in te schakelen voor hulp, dat hij gebrekkig Nederlands spreekt en dat hij weinig verstand heeft van het Nederlands rechtssysteem leiden niet tot een ander oordeel. Zoals verweerder in het verweerschrift terecht heeft gesteld, blijkt uit de overgelegde stukken van eiser dat zijn partner soms als tolk optreedt. Niet valt dan ook in te zien waarom eiser zijn partner bijvoorbeeld niet om hulp heeft gevraagd om het bezwaarschrift (namens hem) in te dienen.
3.5
Gelet op het voorgaande heeft verweerder het bezwaar van eiser dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Wat is de conclusie?
4. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 september 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.De rechtbank verwijst naar de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht.