ECLI:NL:RBDHA:2021:10482

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 september 2021
Publicatiedatum
24 september 2021
Zaaknummer
SGR 21/3121
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag toevoeging en niet-ontvankelijk verklaring bezwaar

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.J.G. Schroeder, een aanvraag ingediend voor een toevoeging op 10 oktober 2020. De aanvraag werd door het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand afgewezen in een besluit van 20 oktober 2020. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar in het bestreden besluit van 18 maart 2021 werd het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat geen van de partijen gebruik heeft gemaakt van het recht om ter zitting te worden gehoord, waarna het onderzoek is gesloten.

De rechtbank overweegt dat de afwijzing van de aanvraag om toevoeging terecht is, omdat de rechtsbijstand waarvoor de toevoeging was aangevraagd inmiddels was beëindigd. Eiser was van mening dat zijn bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard, omdat hij na de aanvraag nog bijstand had gekregen van zijn gemachtigde. De rechtbank oordeelt echter dat het al dan niet toekennen van de toevoeging geen invloed meer heeft op de kwaliteit van de rechtsbijstand of op andere financiële gevolgen, aangezien de rechtsbijstand al was beëindigd. Daarom heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en is er geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

De uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman op 17 september 2021, en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak in beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/3121

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 september 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.J.G. Schroeder),
en

het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 20 oktober 2020 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om toevoeging afgewezen.
In het besluit van 18 maart 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Omdat geen van de partijen, nadat zij zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord, heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van dit recht, heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Op 10 oktober 2020 heeft de gemachtigde van eiser namens hem een aanvraag ingediend om afgifte van een toevoeging.
2. Verweerder heeft het bezwaar van eiser bij het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard, omdat geen sprake meer is van procesbelang. Hieraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat de rechtsbijstand waarvoor de toevoeging is gevraagd, al is beëindigd. Het al dan niet toekennen van de toevoeging heeft voor hem dan ook geen gevolgen meer.

Wat vindt eiser in beroep?

3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en stelt dat zijn bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Eiser stelt dat de rechtsbijstand ten tijde van de aanvraag nog niet was beëindigd, nu hij na de aanvraag nog is bijgestaan door zijn gemachtigde ter zitting.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat eiser geen belang meer had bij het door hem ingestelde bezwaar, nu de verleende rechtsbijstand waarvoor de toevoeging was gevraagd op dat moment al was beëindigd. Zoals verweerder in het verweerschrift terecht heeft betoogd, kan het al dan niet verstrekken van een toevoeging geen invloed meer hebben op de kwaliteit van de rechtsbijstand of op enig ander (financieel) gevolg. De omstandigheid dat de rechtsbijstand ten tijde van de aanvraag nog niet was beëindigd maakt het voorgaande niet anders. Gelet op het voorgaande, heeft verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Wat is de conclusie?
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 september 2021.
De rechter is verhinderd te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.