ECLI:NL:RBDHA:2021:10482
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag toevoeging en niet-ontvankelijk verklaring bezwaar
In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.J.G. Schroeder, een aanvraag ingediend voor een toevoeging op 10 oktober 2020. De aanvraag werd door het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand afgewezen in een besluit van 20 oktober 2020. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar in het bestreden besluit van 18 maart 2021 werd het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat geen van de partijen gebruik heeft gemaakt van het recht om ter zitting te worden gehoord, waarna het onderzoek is gesloten.
De rechtbank overweegt dat de afwijzing van de aanvraag om toevoeging terecht is, omdat de rechtsbijstand waarvoor de toevoeging was aangevraagd inmiddels was beëindigd. Eiser was van mening dat zijn bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard, omdat hij na de aanvraag nog bijstand had gekregen van zijn gemachtigde. De rechtbank oordeelt echter dat het al dan niet toekennen van de toevoeging geen invloed meer heeft op de kwaliteit van de rechtsbijstand of op andere financiële gevolgen, aangezien de rechtsbijstand al was beëindigd. Daarom heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en is er geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.
De uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman op 17 september 2021, en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak in beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.