ECLI:NL:RBDHA:2021:10443

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 september 2021
Publicatiedatum
24 september 2021
Zaaknummer
AWB 20/5747
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering reguliere verblijfsvergunning en inmenging in gezinsleven

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een reguliere verblijfsvergunning aan eiser, die oorspronkelijk uit Oost-Timor komt en al 27 jaar in Nederland woont. Eiser had op 15 mei 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning op grond van privéleven, maar deze werd op 1 april 2020 afgewezen. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 9 juli 2020 ongegrond verklaard, waarna eiser op 17 juli 2020 beroep instelde. Tijdens de zitting op 27 augustus 2021 werd eiser bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid zich liet vertegenwoordigen door een andere gemachtigde.

De rechtbank oordeelde dat de weigering om de aanvraag in te willigen geen inmenging in het gezinsleven van eiser oplevert, zoals bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank stelde vast dat eiser rechtmatig verblijf heeft op basis van de Verblijfsrichtlijn, en dat de afgifte van een artikel 9-document, dat eiser nodig heeft om zijn verblijfsrecht uit te oefenen, buiten de reikwijdte van het geding valt. Eiser had niet aangetoond dat hij niet in staat was om een Portugees paspoort te verkrijgen, wat een vereiste is voor de afgifte van het artikel 9-document.

De rechtbank concludeerde dat de beroepsgrond van eiser niet slaagde en verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter W.P.M. Jurgens, in aanwezigheid van griffier D.J. Bes, en is op 13 september 2021 verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/5747

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 september 2021 in de zaak tussen

[naam eiser], eiser,

V-nummer: [nummer]
gemachtigde: mr. S.J. van der Woude,
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

gemachtigde mr. T. Stelpstra.

Procesverloop

Bij besluit van 1 april 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om een reguliere verblijfsvergunning met de beperking ‘humanitair niet-tijdelijk – verblijf op grond van privéleven als bedoeld in artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM)’ afgewezen.
Bij besluit van 9 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft op 17 juli 2020 tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 augustus 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens zijn verschenen de tolk [naam 1] en de partner van eiser [naam 2].

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser is geboren op [geboortedatum eiser] in Oost-Timor. Hij stelt niet langer de Portugese nationaliteit te bezitten. Verder stelt eiser dat hij al 27 jaar in Nederland woont. De in deze zaak voorliggende aanvraag is ingediend op 15 mei 2019. Ook heeft eiser op 5 of 9 juni 2020 een aanvraag tot afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), waaruit zijn rechtmatig verblijf op grond van richtlijn 2004/38/EG (de Verblijfsrichtlijn) blijkt, ingediend. Deze aanvraag is bij besluit van 6 augustus 2021 ingewilligd. Eiser heeft op 30 augustus 2021 een afspraak bij het loket van verweerder om het artikel 9-document op te halen.
Het bestreden besluit
2. Naar de opvatting van verweerder voldoet eiser niet aan de beperking van de gevraagde verblijfsvergunning. De weigering om voorliggende aanvraag in te willigen levert immers geen inmenging in eisers privéleven en gezinsleven met zijn partner en kinderen op. Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiser op dit moment verblijfsrecht ontleent aan de Verblijfsrichtlijn. Uit de door eiser overgelegde verklaring van de Portugese ambassade en de brief van het Portugese Instituut van de Burgerlijke stand en Notariaat blijkt niet dat eiser zijn nationaliteit is kwijtgeraakt. Daarom wordt niet toegekomen aan een afweging van belangen volgens artikel 8 van het EVRM. Gelet daarop komt eiser volgens verweerder niet in aanmerking voor de gevraagde verblijfsvergunning.
Inmenging privé – en gezinsleven
3. Eiser voert als beroepsgrond aan dat de weigering van de gevraagde reguliere verblijfsvergunning een inmenging in het gezinsleven met zijn partner oplevert. Het is niet te verwachten dat op 30 augustus 2021 aan het loket een artikel 9-document wordt afgegeven. Eiser heeft immers het voor de afgifte van deze verblijfskaart benodigde Portugese paspoort niet voorhanden. Dat betekent dat eiser zijn verblijfsrecht op grond van de Verblijfsrichtlijn in feite niet kan uitoefenen. Eiser kan nu niet werken.
3.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de weigering om voorliggende aanvraag in te willigen op dit moment geen inmenging in eisers gezinsleven met zijn partner oplevert. Uit de beschikking van 6 augustus 2021 volgt dat eiser rechtmatig verblijf heeft op grond van de Verblijfsrichtlijn.
3.2.
Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat een aanvrager voor de afgifte van een artikel 9-document aan het loket een paspoort moet kunnen overleggen. Als de aanvrager geen paspoort kan overleggen zal worden bezien of hij of zij in aanmerking komt voor een vrijstelling van dit vereiste. Het ligt op de weg van de aanvrager om te onderbouwen dat hij of zij dit document niet meer kan verkrijgen. Verder heeft verweerder ter zitting verklaard dat de enkele omstandigheid dat eisers paspoort door de Portugese autoriteiten is geannuleerd niet op voorhand maakt dat hij desgevraagd niet opnieuw in het bezit zal worden gesteld van een Portugees paspoort.
3.3.
De rechtbank begrijpt goed de wens van eiser om zo snel mogelijk het artikel 9-document of, als dat niet lukt, een verblijfsvergunning als verzocht te verkrijgen om zodoende te kunnen werken. Eiser heeft evenwel nog niet alles geprobeerd om het artikel 9-document te verkrijgen. Tot op heden is niet gebleken dat eiser pogingen heeft ondernomen om opnieuw een Portugees paspoort te verkrijgen. Of eiser ook daadwerkelijk een paspoort zal kunnen verkrijgen, laat de rechtbank in het midden. Datzelfde geldt voor de vraag of verweerder eiser zal vrijstellen van het overleggen van een paspoort. De afgifte van een artikel 9-document valt in deze zaak buiten de grens van het geding. Mede tegen deze achtergrond is de weigering van de nu gevraagde vergunning vooralsnog geen inmenging in eisers gezinsleven. De beroepsgrond slaagt niet.
Finale geschilbeslechting
4. Het beroep is dus ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.M. Jurgens, rechter, in aanwezigheid van mr. D.J. Bes, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 13 september 2021.
De griffier en de rechter zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.