ECLI:NL:RBDHA:2021:10443
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering reguliere verblijfsvergunning en inmenging in gezinsleven
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een reguliere verblijfsvergunning aan eiser, die oorspronkelijk uit Oost-Timor komt en al 27 jaar in Nederland woont. Eiser had op 15 mei 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning op grond van privéleven, maar deze werd op 1 april 2020 afgewezen. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 9 juli 2020 ongegrond verklaard, waarna eiser op 17 juli 2020 beroep instelde. Tijdens de zitting op 27 augustus 2021 werd eiser bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid zich liet vertegenwoordigen door een andere gemachtigde.
De rechtbank oordeelde dat de weigering om de aanvraag in te willigen geen inmenging in het gezinsleven van eiser oplevert, zoals bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank stelde vast dat eiser rechtmatig verblijf heeft op basis van de Verblijfsrichtlijn, en dat de afgifte van een artikel 9-document, dat eiser nodig heeft om zijn verblijfsrecht uit te oefenen, buiten de reikwijdte van het geding valt. Eiser had niet aangetoond dat hij niet in staat was om een Portugees paspoort te verkrijgen, wat een vereiste is voor de afgifte van het artikel 9-document.
De rechtbank concludeerde dat de beroepsgrond van eiser niet slaagde en verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter W.P.M. Jurgens, in aanwezigheid van griffier D.J. Bes, en is op 13 september 2021 verzonden aan de betrokken partijen.