ECLI:NL:RBDHA:2021:10420
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening tot sluiting van een woning op basis van artikel 13b Opiumwet wegens drugshandel
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 16 september 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, de huurder van een woning in Gouda, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester om de woning voor zes maanden te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Dit besluit volgde op een bestuurlijke rapportage van de politie, waarin werd vermeld dat er in de woning veel criminele activiteiten plaatsvonden, waaronder drugshandel. De politie had op 7 juli 2021 de woning doorzocht en vond een aanzienlijke hoeveelheid heroïne, versnijdingsmiddelen, een vuurwapen en contanten. De burgemeester oordeelde dat de situatie spoedeisend was en dat sluiting van de woning noodzakelijk was voor de openbare orde.
Tijdens de zitting op 2 september 2021 heeft de voorzieningenrechter de zaak behandeld. Verzoeker betwistte de noodzaak van de sluiting en voerde aan dat hij niet op de hoogte was van de drugshandel. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de aangetroffen hoeveelheid drugs en de omstandigheden in de woning duiden op beroepsmatige drugshandel. De voorzieningenrechter concludeerde dat de burgemeester in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik had kunnen maken om de woning te sluiten. De sluiting werd als noodzakelijk en evenredig beoordeeld, ondanks de gevolgen voor verzoeker, zoals de ontbinding van de huurovereenkomst en de impact op zijn gezondheid.
Uiteindelijk wees de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening af, waardoor de sluiting van de woning voor zes maanden in stand bleef. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om van het beleid af te wijken. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.