ECLI:NL:RBDHA:2021:10406
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening militair invaliditeitspensioen na busongeval
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 30 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die een militair invaliditeitspensioen (mip) aanvroeg, en de staatssecretaris van Defensie. De eiser, die in 1974 betrokken was bij een busongeval tijdens zijn militaire dienst in Suriname, stelde dat zijn oogklachten het gevolg waren van dit ongeval. Hij had eerder een verzoek om herziening van de afwijzing van zijn aanvraag voor een mip ingediend, maar dit verzoek werd door de staatssecretaris afgewezen. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig onderzocht, inclusief medische rapportages en verklaringen van betrokkenen.
De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende objectieve gegevens waren om de stelling van de eiser te onderbouwen dat zijn oogklachten verband hielden met het busongeval. De medische kaart van de eiser vermeldde geen oogletsel, en de verzekeringsarts had twijfels over de oorzaak van de klachten. De rechtbank hechtte grote waarde aan deze medische gegevens en oordeelde dat het tijdsverloop van meer dan 45 jaar sinds het ongeval in het nadeel van de eiser werkte. De rechtbank vond het niet aannemelijk dat de oogklachten tijdens de militaire dienst niet waren opgemerkt, en de verklaringen van oud-collega's werden niet als voldoende betrouwbaar beschouwd.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond en oordeelde dat de staatssecretaris terecht had besloten om het verzoek om herziening van het invaliditeitspensioen af te wijzen. De proceskosten werden niet vergoed, en de eiser werd geïnformeerd over de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.